Overzichtsartikel positieve effecten van training tijdens palliatieve behandeling zien. In deze studie wordt beschreven dat een oefenprogramma bij 34 patiënten met kanker in een palliatieve fase, een verbetering geeft van kankergerelateerde vermoeidheid, 6-minuten looptest, en de benodigde tijd om te gaan staan vanuit zithouding. Kortom, er zijn gezien de huidige kennis geen duidelijke conclusies te trekken omtrent de haalbaarheid en effectiviteit van inspanning in de palliatieve fase van kankerpatiënten. In de praktijk zouden ervaringen met training die zijn opgedaan tijdens de behandeling gebruikt kunnen worden als leidraad voor een trainingsprogramma in de palliatieve fase, maar zal er daarbij meer dan in de curatieve fase rekening gehouden moeten worden met de individuele voorkeur van de patiënt. Vervolgonderzoek Vanuit de richtlijn is duidelijk dat fysieke training een belangrijk aspect is van oncologische revalidatie en dat training leidt tot een toename in spierkracht en uithoudingsvermogen, een verbetering van de kwaliteit van leven, een afname in vermoeidheid en mogelijk ook een snellere en betere werkhervatting. Een belangrijk hiaat in de richtlijn oncologische revalidatie betreft echter de details over de effectiviteit en doelmatigheid van de verschillende vormen van fysieke training. Zoals in de richtlijn ook wordt aangegeven is er nog nauwelijks onderzoek verricht naar de meest optimale trainingsvorm, trainingsintensiteit, trainingsfrequentie en trainingsduur voor deze patiëntengroep. Bovendien is het aannemelijk dat er individuele verschillen bestaan in de respons op een bepaald trainingsprogramma. Daarnaast is het belangrijk om te benadrukken dat de meeste onderzoeken met betrekking tot oncologische revalidatie zijn uitgevoerd bij vrouwelijke patiënten met borstkanker die behandeld werden met chemotherapie. Er is nog onvoldoende kennis over de effectiviteit van de huidige revalidatieprogramma’s bij andere typen kanker en verschillende behandelingsmodaliteiten. Om in de toekomst zorg op maat te kunnen leveren is het belangrijk om te identificeren welke ziekte-, behandelings- en patiëntenkarakteristieken bepalend zijn voor de individuele respons op training. De richtlijn geeft aan dat er vrijwel geen onderzoek is omtrent training tijdens behandeling. Inmiddels zijn er wel enkele onderzoeken die het effect van verschillende trainingsvormen bij oncologische revalidatie beschrijven. In een artikel uit 2007 beschrijven Courneya et al.32 de effecten van aërobe training, krachttraining of standaardbehan10 Sport & Geneeskunde | september 2013 | nummer 4 deling bij patiënten met borstkanker. Aërobe training leidde tot de grootste toename in VO2max en krachttraining tot de hoogste maximale kracht in zowel de bovenste als onderste extremiteiten. Beide trainingsgroepen hadden in vergelijking met de standaard zorg betere uitkomsten op zelfverzekerdheid, fysieke fitheid en lichaamssamenstelling. Maar opvallend was dat in de groep die krachttraining deed het percentage patiënten dat de chemotherapie vol hield het hoogst was. Ook een vergelijkbaar onderzoek van Segal et al.33 laat zien dat krachttraining op lange termijn positieve effecten heeft op vermoeidheid en kwaliteit van leven. Krachttraining lijkt dus een belangrijk aspect te zijn van oncologische revalidatie. Op dit moment lopen er twee grote studies waarin trainingsprogramma’s met verschillende inspanningsintensiteit worden vergeleken. De Resistance and Endurance exercise After ChemoTherapy (REACT) studie van het EMGO institute for Health and Care Research te Amsterdam vergelijkt de effecten van drie maanden hoogintensieve kracht- en duurtraining met zowel laagintensieve training als geen training op cardiorespiratoire fitheid, spierkracht en vermoeidheid bij patiënten na behandeling van primaire borst-, colon- of ovariumkanker of met lymfomen.34 En in de Exercise Intensity Trial (EXCITE) van de Duke University Medical Center te Durham in de Verenigde Staten, wordt het effect van matig intensieve versus matig tot hoogintensieve aërobe training op VO2max na primaire behandeling bij borstkankerpatiënten onderzocht.35 De resultaten van deze studies worden op korte termijn verwacht en zullen zeer waarschijnlijk bijdragen aan het optimaliseren van de huidige revalidatieprogramma’s. Hoewel er meer onderzoek naar de meest optimale vorm van training voor oncologische patiënten moet volgen, is het wel aannemelijk dat voor deze populatie ook de algemene trainingsprincipes gelden. Bekend is dat aërobe training onder andere leidt tot een toename van de cardiovasculaire capaciteit, een verbetering van het vet- en koolhydraatmetabolisme, en een proportionele toename van de type I spiervezels. Anaërobe training of krachttraining leidt tot een toename in anaërobe substraten, hypertrofie van met name de type IIa spiervezels, een proportionele omzetting van type IIb naar type IIa spiervezels en een toename in spiermassa en spierkracht.36 De mate waarin deze veranderingen door training plaatsvinden, is afhankelijk van de basisconditie van de patiënt, de trainingsintensiteit, de trainingsfrequentie en de trainingsduur. Over het algemeen kan gezegd worden dat de aërobe capaciteit verbetert bij duurinspanning op 70%-90% van de maximale Pagina 9

Pagina 11

Voor magazines, online mailings en relatiemagazines zie het Online Touch beheersysteem systeem. Met de mogelijkheid voor een webwinkel in uw reclamefolders.

Sport & Geneeskunde nummer 4 | September 2013 Lees publicatie 25Home


You need flash player to view this online publication