Richtlijnen vanaf week 8 naar ROM 0-90°;(Van Grinsven et al., 2010), bijvoorbeeld de ‘split squat’ en de ‘eenbenige squat’ (figuur 2) toevoegen. Let op: Bij patiënten met een HS-graft mag pas vanaf week 12 extra weerstand worden toegevoegd (Heijne & Werner, 2007; Wright et al., 2008; Andersson et al., 2009; Glass et al., 2010). • De spierversterkende oefeningen voor gluteaalmusculatuur, hamstrings en kuitmusculatuur intensiveren. • Van alle spierversterkende oefeningen het aantal herhalingen verminderen en de weerstand verhogen (De Carlo & McDivitt, 2006; Van Grinsven et al., 2010). Figuur 2. Uitbreiding van de krachttraining in fase 3. • Minimale hydrops/synovitis (Noyes et al., 1992; Van Grinsven et al., 2010). • Normale mobiliteit van de patella (Noyes et al., 1992). • Volledige extensie (0°) en een flexie van minimaal 120130° (Noyes et al., 1992; Shelbourne & Gray, 1997; De Carlo & McDivitt, 2006; Van Grinsven et al., 2010). • Willekeurige aanspanning van de m. quadriceps (Shelbourne & Gray, 1997; De Carlo & McDivitt, 2006; Van Grinsven et al., 2010). • actief dynamisch looppatroon zonder krukken (Verkorte Ganganalyselijst Nijmegen). • Kwalitatief correcte uitvoering van de neuromusculaire oefeningen in fase 1 (zie 2a). • rapportage naar de behandelend medisch specialist. Fase 2 Doel: klachtenvrij kunnen uitvoeren van sportspecifieke activiteiten en fysiek zwaar werk (Saris et al., 2011). 1 Functieniveau a. Mobiliteit • De volledige ROM behouden, zowel patellofemoraal als tibiofemoraal (Van Grinsven et al., 2010). b. Kracht • Quadricepsoefeningen in een open keten uitbreiden: van ROM 90-20° in week 6 naar ROM 90-10° in week 7 en naar volledige ROM in week 8 (De Carlo & McDivitt, 2006; Heijne & Werner, 2007; Van Grinsven et al., 2010). • Quadricepsoefeningen in een gesloten keten uitbreiden: 30 Sport & Geneeskunde | november 2014 | nummer 5 2 Activiteiten- en participatieniveau a. Neuromusculair • De neuromusculaire training en perturbatietraining uitbreiden: - van statisch naar dynamisch; - van voor-achterwaarts naar zijwaarts; • De perturbatietraining uitbreiden met veranderingen in voorspelbaarheid, richting, snelheid, kracht en bewegingsuitslag, bijvoorbeeld op een bewegende ondergrond (karretje) en met tweebenige sprongen (plyometrie), inclusief rotaties (Risberg et al., 2007). • Aandacht blijven besteden aan een kwalitatief correcte uitvoering van de oefeningen. b. Wandelen en fietsen • Buitenshuis fietsen aan het begin van fase 2 (Van Grinsven et al., 2010). • Cyclisch belaste trainingsvormen toevoegen aan het revalidatieprogramma, zoals crosstrainer, stepapparaat en/ of roeimachine. • Met joggen starten week 10 tot 12 postoperatief, maar alleen als het joggen symmetrisch wordt uitgevoerd en de knie niet reactief is (Shelbourne & Nitz, 1990; De Carlo & McDivitt, 2006). • De conditionele training verzwaren (met name aeroob). c. Sportspecifieke training • Agilitytrainingg onder begeleiding opstarten (Risberg et al., 2007). • Aandacht blijven besteden aan een kwalitatief correcte uitvoering van de oefeningen. NB. De patiënt kan het werk in toenemende mate hervatten in overleg met de bedrijfsarts en/of werkgever. Criteria om te kunnen starten met fase 3 • Kwalitatief correcte uitvoering van de neuromusculaire Pagina 29

Pagina 31

Voor PDF's, online relatiemagazines en vaktijdschriften zie het Online Touch beheersysteem systeem. Met de mogelijkheid voor een online winkel in uw weekbladen.

Sport & Geneeskunde nummer 5 | november 2014 Lees publicatie 42Home


You need flash player to view this online publication