CENTRE COURT 67 GRAVEL OOK FINANCIEEL KAMPIOEN De bond wilde graag weten of het tennisverenigingen lukt om de baanopbrengst in stand te houden. Voor het berekenen van de exploitatie per baansoort verzamelden de onderzoekers Sven Bakker en Hugo van der Poel van het Mulier Instituut gegevens over de contributiehoogte van bijna 1.700 verenigingen in Nederland. Deze cijfers werden op districtsniveau gekoppeld aan het aantal leden per baan. In april presenteerden de onderzoekers hun resultaten tijdens de VSG Kennisdag Sport- en Zwemaccommodaties op Papendal. GESTEGEN BAANOPBRENGSTEN DOOR CONTRIBUTIEVERHOGING De laatste jaren staan de opbrengsten per baan onder druk door de terugloop in het aantal leden. “We hadden eerlijk gezegd op voorhand dan ook lagere baanopbrengsten verwacht”, erkent Bakker na het onderzoek dat hij voor de KNLTB uitvoerde. Tennisverenigingen hebben ruwweg drie inkomstenbronnen: de contributie, de baromzet in het clubhuis en sponsoring. Door de economische teruggang zijn de sponsorinkomsten van de meeste verenigingen teruggelopen. Doordat er minder leden zijn wordt er bovendien minder omzet in het clubhuis geboekt. Het is dus van groot belang dat de baanopbrengsten niet ook ernstig teruglopen. Opmerkelijk genoeg blijkt uit onderzoek van het Mulier Instituut dat de baanopbrengsten niet dalen. Dit komt met name doordat de verenigingen hun contributies hebben verhoogd. Bakker: ONDERZOEK OPBRENGST PER BAANSOORT Ondanks teruggelopen ledenaantallen lukt het de Nederlandse tennisverenigingen de baanopbrengst te stabiliseren, of zelfs licht te vergroten. De verenigingen weten de kosten in de hand te houden door enerzijds de contributies te verhogen en anderzijds door de banen zelf te onderhouden. Dit en meer blijkt uit een in opdracht van de KNLTB verricht onderzoek van het Mulier Instituut. | Door Edward Swier | “Dat is op termijn natuurlijk niet vol te houden. Er komt een moment dat je ook leden kwijtraakt omdat je de contributie verhoogt.” Mede daarom vindt de KNLTB het van groot belang om verenigingen te helpen bij het beperken van de onderhoudskosten. LANDELIJK GROTE VERSCHILLEN De baanopbrengst wordt gedefinieerd door het aantal leden per baan te vermenigvuldigen met de contributie die zij betalen. Vanzelfsprekend moet daarbij rekening worden gehouden met de verhouding jeugd- en seniorleden, omdat zij een verschillende contributie betalen. De baanopbrengst per regio en district is zeer verschillend. Dit heeft vooral te maken met het aantal leden per tennisbaan. In 2013 speelden gemiddeld zestig tennissers op een Nederlandse tennisbaan. In regio Noordwest ligt dat aantal flink wat hoger (73), in het noordoosten juist een stuk lager (46). Per district zijn er ook grote verschillen. In Utrecht spelen bijvoorbeeld 79 tennissers op een baan, terwijl in Friesland de baan door 43 leden wordt ‘gedeeld’. Dit zegt niet per se dat de baanopbrengst in de diverse regio’s in dezelfde verhouding hoger of lager ligt. Ook de hoogte van de contributie voor junior- en seniorleden is daarop van invloed. Gemiddeld ligt de contributie dit seizoen in Nederland voor junioren op 77 euro en betalen senioren 135 euro. Vergeleken met de vorige gegevens, die van het seizoen 2011/2012, zijn de contributies voor de jeugd en volwassenen Pagina 66

Pagina 68

Scoor meer met een online shop in uw kranten. Velen gingen u voor en publiceerden archief online.

CENTER COURT | nummer 2 2014 Lees publicatie 34Home


You need flash player to view this online publication