in pain, palpatory soreness, tendon thickening, rounded cells, disorganized matrix and GAG accumulation, plus angiogenesis. The best documented treatment is controlled strength training exercises, and other treatments have either good but short lasting effect, or minimal to no effect upon the tendinopathy. Although we today have a better grasp on the different theories behind development of tendinopathy, there are still many challenges, such as a mismatch between symptoms and imaging findings (e.g. flow), a mismatch between tissue pathology and perceived pain, and a mismatch between general tendon tissue changes and specific regional presentations, differential locations and variation in patient characteristics. Prof. dr. Willem van Mechelen Vrijdag 28 november – 9.05 uur – Keynote 3: Preventie van enkelblessures; vijftien jaar kosteneffectiviteit Prof. dr. Willem van Mechelen (1952) werkte na zijn opleiding aan de Amsterdamse ALO negen jaar als leraar l.o. Dit combineerde hij met zijn studie Geneeskunde (UvA). In 1982 deed hij artsexamen, waarna hij ging werken als bedrijfsarts/sportarts en als medewerker bij de werkgroep inspanningsfysiologie en gezondheidkunde van de VU. In 1988 volgde registratie als bedrijfsarts en in 1992 promoveerde hij bij de FBW (VU) op een proefschrift getiteld Aetiology and prevention of running injuries. In 1993 volgde registratie als epidemioloog B. Sedert 1999 is hij hoogleraar Sociale Geneeskunde, in het bijzonder de bedrijfs- en sportgeneeskunde. Hij is thans hoofd van de afdeling Sociale Geneeskunde en lid van de directie van het EMGO+ Instituut, beide van VU medisch centrum Amsterdam. Ook is hij voorzitter van het onderzoekscentrum Body@ Work TNO VUmc (www.bodyatwork.nl). Tevens is hij directeur van de VUmc spin-offonderneming Evalua Nederland BV (www.evalua.nl) en lid van de Raad van Commissarissen van de Arbo Unie. Bart Dingenen Vrijdag 28 november – 14.00 uur – Keynote 4: Revalidatie na voorstekruisbandletsels: van wetenschap naar de klinische praktijk De focus tijdens de revalidatie van VKB-letsels lag in het verleden voornamelijk op het lokale functioneren van de knie (kracht, beweeglijkheid, pijn, zwelling). echter, op dit moment zijn er voldoende aanwijzingen vanuit de literatuur dat deze beperkte aanpak onvoldoende kan zijn om tot optimale resultaten te komen op lange termijn. Recente studies tonen immers aan dat een knie niet alleen biomechanische, maar ook neuromusculaire interacties vertoont met andere lichaamsregio’s zoals de enkel, heup en romp. Bovendien werden verschillen betreffende deze (nochtans modificeerbare) biomechanische en neuromusculaire uitkomstmaten in vergelijking met niet-gekwetste personen niet alleen vastgesteld ter hoogte van het gekwetste been, maar ook ter hoogte van het niet-gekwetste been na een VKB-letsel, én zelfs na een VKB-reconstructie en sporthervatting. Op dit moment blijken de recente wetenschappelijke bevindingen nog onvoldoende efficiënt vertaald te worden naar de dagelijkse klinische praktijk. Om uiteindelijk tot een optimalere functie te komen op lange termijn, wordt revalideren na een VKB-letsel veeleer gezien als een motorisch controleleerproces, waarbij de therapeut de revalidatie progressief criteriagebaseerd (en minder zuiver tijdgebaseerd) dient op te volgen en bij te sturen. Het uiteindelijke doel is de patiënt voor te bereiden om een betere ‘whole-body movement control’ te doen verkrijgen in een diversiteit van functionele taken en omstandigheden. Hierbij moet men er rekening mee houden dat de VKB ook een proprioceptieve functie heeft, die zelfs tot veranderingen kan leiden in de organisatie van het centrale zenuwstelsel, waardoor sensorimotorische integratietraining in verschillende functionele contexten aangewezen is. Variëren binnen de herhaling is hierbij de boodschap. Onderzoek toont immers aan dat personen na een VKB-letsel meer ‘visueel-dominant’ worden ter compensatie van hun proprioceptieve deficieten. Bij voorkeur wordt de revalidatie reeds preoperatief gestart, en wordt niet alleen het gekwetste been, maar ook het niet-gekwetste been voldoende betrokken. De beslissing om over te gaan tot volledige sporthervatting mag dan ook niet louter en alleen gebaseerd zijn op de klassieke lokale uitkomstmaten, maar dient gecombineerd te worden met het beoordelen van de bewegingskwaliteit tijdens functionele taken, psychologische (vb. angst om terug te sporten) en externe factoren (vb. druk van andere personen). 27 & 28 november 2014 te Ermelo 11 Pagina 12

Pagina 14

Heeft u een folder, you can flip of digitale catalogussen? Gebruik Online Touch: vakblad bladerbaar maken.

VSG Abstractboek 2014 Lees publicatie 37Home


You need flash player to view this online publication