Bespreking Bij het opstellen van een trainingsprogramma staan de basisprincipes van training centraal. Deze zijn het principe van individualiteit, specificiteit, reversibiliteit (‘Use it or lose it’), progressieve overload, herstel en periodisering. Deze principes zijn, wellicht met uitzondering van het laatste principe, allen toe te passen op het opstellen van een beweegprogramma bij chronische ziekte. Het principe van individualiteit vereist echter wel dat er een individueel referentiekader wordt opgesteld wat inspanningscapaciteit betreft. Dit referentiekader kan bestaan uit maximale hartslag en/of zuurstofopname of, afhankelijk van de ernst van de aandoening, uit een combinatie van hartslag en snelheid op een bepaalde gestandaardiseerde test. Deze test kan in een gecontroleerde setting worden uitgevoerd op bijvoorbeeld een fietsergometer of loopband, maar er zijn intussen alternatieve mogelijkheden om tijdens minder gestandaardiseerde testen een objectief beeld te krijgen van de individuele inspanningscapaciteit. Op basis van dit individuele referentiekader wat de inspanningscapaciteit betreft, en rekeninghoudend met de bestaande richtlijnen voor gezonde personen, kan een beweegprogramma opgesteld worden. Dit programma kan, afhankelijk van de ernst van de aandoening, bestaan uit alle vormen van beweging. Deze bewegingen kunnen worden uitgevoerd in een min of meer gecontroleerde klinische setting, maar kunnen ook heel goed in de thuissituatie van de persoon zelf plaatsvinden. De beweging of training zal van voldoende duur en intensiteit moeten zijn om effect te sorteren, een continu karakter moeten hebben en voldoende rust moeten bevatten om het lichaam te laten adapteren aan de belasting (vergelijk dit met het supercompensatieprincipe bij sporters). In de revalidatie na CVA wordt vaak gebruikgemaakt van het ‘more is better’-principe.(4) Hierbij wordt echter geen rekening gehouden met de fysiologische intensiteit van training en het gegeven dat rust noodzakelijk is om optimale adaptatie te bewerkstelligen. Ook andere belastende activiteiten buiten het beweegprogramma worden hierin niet meegenomen, terwijl deze de totale impact wel negatief kunnen beïnvloeden. Monitoring van de intensiteit van een training is cruciaal om een te lage belasting, welke geen effect zal sorteren, en een te hoge belasting (overload) te voorkomen. Voor het monitoren van de intensiteit van training zou bijvoorbeeld gebruikgemaakt kunnen worden van een combinatie van hartslag- en accelerometerdata.(5) Conclusie en aanbevelingen Bij mensen met een chronische ziekte is het extra relevant om op een individuele wijze de inspanningscapaciteit vast te stellen en een beweegprogramma op te stellen rekeninghoudend met inspannings- en trainingsfysiologische principes. Eenvoudige technologie (zoals hartslagmeters en accelerometers) kan helpen het opgestelde programma te monitoren en zo nodig bij te stellen, mits het individuele referentiekader duidelijk is. Referenties 1. Marsden D.L., Dunn A., Callister R., Levi C.R., Spratt N.J. ‘Characteristics of exercise training interventions to improve cardiorespiratory fitness after stroke: a systematic review with meta-analysis’. Neurorehabil Neural Repair. 2013 Nov-Dec;27(9):775-88. 2. Saunders D.H., Sanderson M., Brazzelli M., Greig C.A., Mead G.E. ‘Physical fitness training for stroke patients’. Cochrane Database Syst Rev. 2013 Oct 21;10. 3. Garber C.E., Blissmer B., Deschenes M.R., Franklin B.A., Lamonte M.J., Lee I.M., Nieman D.C., Swain D.P.; American College of Sports Medicine. ‘American College of Sports Medicine position stand. Quantity and quality of exercise for developing and maintaining cardiorespiratory, musculoskeletal, and neuromotor fitness in apparently healthy adults: guidance for prescribing exercise’. Med Sci Sports Exerc. 2011 Jul;43(7):1334-59. 4. Kwakkel G. ‘Intensity of practice after stroke: more is better’. Schweizer Archiv fur Neurologie und Psychiatrie. 2009;160(7):295-8. 5. Tönis T.M., Gorter K., Vollenbroek-Hutten M.M., Hermens H. ‘Comparing VO2max determined by using the relation between heart rate and accelerometry with submaximal estimated VO2max’. J Sports Med Phys Fitness. 2012 Aug;52(4):337-43. Disclosure Er is geen sprake van belangenverstrengeling en/of sponsoring. Biografie Jasper Reenalda Jasper Reenalda is verbonden aan Roessingh Research and Development, Revalidatiecentrum Roessingh, en aan de Universiteit Twente in Enschede. 27 & 28 november 2014 te Ermelo 59 Pagina 60

Pagina 62

Voor brochures, online vakbladen en rapporten zie het Online Touch CMS beheersysteem systeem. Met de mogelijkheid voor een webshop in uw kranten.

VSG Abstractboek 2014 Lees publicatie 37Home


You need flash player to view this online publication