53 de N.L.T.B. niet zoo bloeiend zijn, wanneer de competitie er niet was.’ Veder presenteerde op de jaarvergadering van 1927 de bijhorende cijfers, die dat ondubbelzinnig aantoonden. Van slechts vijf deelnemende verenigingen in 1912 groeide de competitie uit naar 163 in 1926. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was er een groei van dertig deelnemers in 1914 naar 74 in 1918. Dat werd mede veroorzaakt door de moeilijke omstandigheden van het moment, aldus Micha Peters op Sportgeschiedenis.nl. ‘De tennisbond had de distributie van tennisballen vanuit Engeland in handen. Door de oorlog werd het steeds moeilijker om via andere kanalen aan ballen te komen.’ De echte doorbraak echter was pas ná die oorlog, want in 1919 stonden er opeens 122 namen op de lijst. Voor een deel kwam dat door de invoering van de derde klasse, waarin meteen 25 teams werden geplaatst. En blijkbaar was dat ook al snel onvoldoende, want in 1925 vroegen de verenigingen dus alweer om een vierde klasse en een avondcompetitie. De grote massa wilde competities. Ondanks die snelle groei van de tenniscompetitie is het moeilijk te achterhalen wanneer die nou precies is begonnen. Tennishistorici Floris Jonkers, Rob Peperkamp en Niek Waterbolk bestudeerden de jaarboeken van de tennisbond, plus het tijdschrift Revue der Sporten. Zij trokken daaruit de conclusie dat deze in 1915 is begonnen, waarmee we nu in een jubileumjaar zijn beland. Het blijkt dat in de jaren daarvoor óók al geregeld competitiewedstrijden plaatsvonden. De vraag alleen is hoe succesvol die waren, en vooral hoe stabiel de organisatie was. Hiervoor duiken we in de Databank Sport van het Huygens ING, het bij de KNAW aangesloten onderzoeksinstituut voor geschiedenis en cultuur. In de afgelopen jaren heeft deze instelling een enorm aantal gegevens verzameld van zes verschillende sporten, waaronder tennis. HET BEGIN Het was een zichzelf versterkend effect: door de competities werd de tennissport bekender, waarna er nieuwe clubs werden opgericht Hiervoor zijn sportbladen, archieven, jaarverslagen en andere bronnen geraadpleegd. Over het ontstaan van de tenniscompetitie schrijft Huygens ING: ‘In 1900 werd de eerste clubcompetitie gehouden, waaraan vier verenigingen deelnamen. Deze clubcompetitie kreeg eerst vanaf 1911 meer deelnemers uit meerdere delen van het land. Er werden in 1913 eerste klassen in het Westen en het Oosten ingesteld, waarbij de kampioenen van de eerste klassen om het landskampioenschap streden. De competitie werd steeds binnen een paar maanden afgewerkt om ruimte te houden voor landelijke en lokale individuele tennistoernooien.’ Dat klinkt alsof 1900 het beginjaar is, waarna de competitie jaarlijks groeide. Zo is het alleen niet gegaan, want in de beginjaren ging er veel mis. Zowel in 1902 als 1908 begon er een competitie, maar beide werden nooit afgemaakt. Aan de edities van 1901 en 1910 is de tennisbond niet eens begonnen, wat aantoont dat er toentertijd weinig cohesie was in de Nederlandse tenniswereld. Een stabiele nationale competitie was in die beginfase veel te hoog gegrepen. Er moesten eerst plaatselijke initiatieven ontstaan, want een tennisbond kan wel iets willen, maar als de verenigingen geen zin hebben, is het snel afgelopen. En zo geschiedde. STEEN IN HET WATER In 1903 bijvoorbeeld was er een stedelijke competitie in Leiden. In datzelfde jaar schreef het Algemeen Handelsblad dat de Zaandamsche Lawn Tennis Club en het Amsterdamse Lodea het voornemen hadden een regionale competitie op te richten. ‘Ongetwijfeld zou zulks veel bijdragen om het lawntennisspel in ons land tot meerderen bloei te brengen.’ Zelfs aan de andere kant van de wereld, in NederlandschIndië, werd een lokale competitie georganiseerd, aldus het Nieuws van den Dag van 27 maart 1908! Slechts vier clubs weliswaar, maar toch: de behoefte groeide. Het was in die tijd daarom alsof iemand een steen in het water gooide, want de kringen werden steeds groter. Competities in clubverband groeiden uit naar plaatselijk niveau, die weer werden opgenomen in regionale klasses om uiteindelijk, na heel veel jaren, te eindigen op nationaal niveau. Het was een zichzelf versterkend effect: door die competities werd de tennissport bekender, waarna er nieuwe clubs werden opgericht, die ook weer mee wilden doen, zodat de sport nog bekender werd - precies zoals de tennisbond in het jaarverslag van 1927 had vastgesteld. Het is de Eerste Hoofdwet van de Massa: waar het druk is, wordt het drukker. In 1912 was er een oostelijke competitie. Nog in datzelfde jaar werd de oprichting overwogen van een noordelijke competitie met – zo schreef het Handelsblad op 30 juli 1912 - verenigingen uit Assen, Groningen, Harlingen, Leeuwarden en Sneek. Een jaar later bleek alleen dat dit allemaal nog niet heel erg opschoot. Het gaat daarom wat ver om 1912 te beschouwen als het begin, maar meer als een generale repetitie. Op 8 mei 1913 stond in de Telegraaf een bericht, dat erg belangrijk is voor dit onderzoek: ‘De competities van den N.L.T.B.’ Daarin werd de indeling bekend gemaakt voor de oostelijke en westelijke klasses, waarvan de wedstrijden op 18 mei zouden beginnen. Uit een artikel in de Telegraaf van 11 augustus 1913 lijkt deze jaargang tot een einde te zijn gekomen, in ieder Pagina 52

Pagina 54

Heeft u een onderzoeksrapport, issuu of digitale cursussen? Gebruik Online Touch: catalogus digitaal publiceren.

CENTER COURT | nummer 1 2015 Lees publicatie 40Home


You need flash player to view this online publication