Colofon Sport & Geneeskunde is een uitgave van de Vlaamse Vereniging voor Sportgeneeskunde en Sportwetenschappen (VVS) en de Nederlandse Vereniging voor Sportgeneeskunde (VSG). Eerdere publicaties van de genoemde verenigingen zijn opgegaan in deze publicatie. Sport & Geneeskunde richt zich op iedereen met wetenschappelijke interesse voor sport en gezondheid en verschijnt vier keer per jaar. Verschijningsdata 2014 Week 13, 27, 37 en 47. Redactie - Nederland Dr. J. Zwerver (hoofdredacteur) Dr. R.E.H. van Cingel Dr. D.M. Meuffels Mevr. drs. N. M. Panhuyzen-Goedkoop Prof. dr. A.P. Hollander Redactie - Vlaanderen Prof. dr. F. Struyf (hoofdredacteur) Dr. L. Dossche Prof. dr. J. Gielen Ap. dr. P. Nijs Prof. dr. K. Peers Auteursrichtlijnen www.sportengeneeskunde.nl Redactiesecretariaat Nicole Eyssen Tel. +31 (0)30 707 30 00 E-mail: nicole.eyssen@sportsmedia.nl Vormgeving Studiorvg, Rotterdam Druk PreVision Graphic Solutions, Eindhoven Bladmanager/marketing Marleen Kessel E-mail: marleen.kessel@sportsmedia.nl Uitgever Michel van Troost Arko Sports Media bv Postbus 393 3430 AJ NIEUWEGEIN Nederland Tel. +31 (0)30 707 30 00 Fax. +31 (0)30 605 26 18 E-mail: sport@sportsmedia.nl Advertentieacquisitie Arko Sports Media bv Postbus 393 3430 AJ NIEUWEGEIN Tel. +31 (0)30 707 30 00 Fax +31 (0)30 605 26 18 Via Marleen Kessel E-mail: marleen.kessel@sportsmedia.nl Lezersservice Abonnementen/adreswijzigingen Arko Sports Media Postbus 393 3430 AJ NIEUWEGEIN Tel. +31 (0)30 707 30 00 Fax. +31 (0)30 605 26 18 E-mail: info@sportsmedia.nl Abonnementen Regulier abonnement € 99,95 Studenten abonnement € 55,00 Losse editie € 22,50 Prijzen zijn exclusief btw maar inclusief verzendkosten. Opzeggingen van het abonnement – uitsluitend schriftelijk – dienen uiterlijk zes weken voor afloop van de abonnementsperiode in ons bezit te zijn. Reprorecht Het verlenen van toestemming tot publicaties in dit tijdschrift houdt in dat de uitsluiting van ieder ander onherroepelijk door de auteur in gemachtigd de door derden verschuldigde vergoeding voor kopiëren, als bedoeld in artikel 17 lid 2 van de Auteurswet 1912 en in het Koninklijk Besluit van 20 juni 1974 (Stb. 35) ex art. 16b van de Auteurswet 1912, te innen en/of daartoe in en buiten rechte op te treden. Overname van artikelen na toestemming van de redactie met bronvermelding is mogelijk. De redactie draagt geen verantwoordelijkheid voor de inhoud van de advertenties/advertorials in dit tijdschrift. Sportgeneeskunde in Vlaanderen: quo vadis Nederland en Vlaanderen zijn zeer gelijkend en toch vaak verschillend. Waar Nederlanders rennen, lopen Vlamingen en lopen in het noorden wordt stappen in het zuiden. Andere Babylonische noord-zuid spraakverwarringen zijn makkelijk te vinden. Helaas is de positionering van sportgeneeskunde sedert kort ook een element van duidelijk onderscheid tussen beide Nederlandstalige landen. In Nederland is er gekozen voor een vierjarige opleiding tot sportarts als medisch specialist. En deze keuze werd ook geïmplementeerd. In Vlaanderen en bij uitbreiding in België is er momenteel geen enkele erkenning voor sportgeneeskunde, noch als medisch specialisme, noch als sub- of superspecialisme. Sportgeneeskunde kan wereldwijd beschouwd worden als een jong (sub)specialisme met een inhoudelijk pakket dat meerdere medische specialismen doorkruist en zelf nog in evolutie is. Daar waar sportgeneeskunde in vroegere tijden beschouwd werd als de artisanale kunst om sportprestaties te begeleiden en zo mogelijk te verbeteren, is de nadruk in de laatste jaren meer komen te liggen in de uitgebreide preventie en therapeutische aspecten van sport en bewegen of zelfs het counteren van de steeds toenemende problematiek van fysieke inactiviteit in de westerse maatschappij. Bovendien is er een toenemende vraag naar ethiek in de sportbegeleiding en sportgeneeskunde, vooral in de sterk geprofessionaliseerde en gemediatiseerde elitesport. Het is in Vlaanderen misschien tijd om de niet-wetenschappelijk gefundeerde en ongecontroleerde sportgeneeskunde van vroegere tijden, met nog recente Vlaamse voorbeelden in de pers, te verlaten en een opleiding en beroepstitel te kunnen positioneren en implementeren die op de recente maatschappelijke noodzaak, evolutie en trends kan inspelen en deze kan incorporeren. Tot voor kort konden in Vlaanderen opgeleide masters in de sportgeneeskunde een erkenning krijgen via het Vlaamse ministerie van sport als keuringsarts en werden door datzelfde ministerie keuringscentra erkend. Op deze manier was er in het verleden enige vorm van controle op het preventieve luik van sportgeneeskunde in Vlaanderen. Door het in voege treden van een nieuw decreet (zie https://cjsm.be/gezondsporten/regelgeving) wenst men sporten en bewegen op gezonde wijze te bevorderen, maar werd deze beperkte erkenningsmogelijkheid gesublimeerd. Het resultaat is dat de controle op kwaliteitsvolle preventieve sportgeneeskunde in een Vlaams politiek vacuüm is terechtgekomen en de verantwoordelijkheid tot controle op correcte opleiding en/of accreditering van een sportarts aan sportfederaties en (elite)sporters zelf wordt overgelaten. Het spreekt voor zich dat deze situatie niet houdbaar is. Een keuze tot positionering voor sportgeneeskunde (of ‘sport en bewegingsgeneeskunde’ als slechte vertaling van ‘sport and exercise medicine’) dringt zich op. Vooreerst is dit in Vlaanderen een wat moeilijke en complexe vraag van bevoegdheden. Federaal zal het ministerie van volksgezondheid en regionaal het Vlaams en Waals ministerie van onderwijs en/of sport maar al te graag een woordje meespreken, doch niet noodzakelijkerwijze van dezelfde kleur, gedachte of taal zijn. Daarnaast is de keuze om sportgeneeskunde te situeren als een bijzondere bekwaming of medisch specialisme een niet eenvoudige denkoefening. Een algemeen specialistische vierjarige opleiding voor algemene sportartsen is meer conform aan Europese richtlijnen en lijkt beter tegemoet te komen aan de maatschappelijke doeleinden ter compensatie van fysieke inactiviteitsproblematiek. Anderzijds zou dit ook door de huisarts met bijzondere bekwaming in de sportgeneeskunde ingevuld kunnen worden en zullen vele sportmedische vraagstellingen de competenties en ervaring van een algemeen sportarts overstijgen, waar deze makkelijker geduid worden door de medisch specialist met bijzondere interesse voor en een bijzondere bekwaming in de sportgeneeskunde. De masteropleiding sportgeneeskunde in Vlaanderen is in het verleden steeds gepositioneerd als bijzondere bekwaming en niet als basisspecialisme. Een moeilijk punt voor deze situering is zoals gesteld de huidige afwezigheid van beroepserkenning. In sommige landen (bv. Zwitserland) is er sprake van een bijkomende bekwaming, maar leidt deze wel tot een officiële beroepserkenning als complementair specialisme, aanvullend op het basisspecialisme. Dit zou in België misschien een haalbare meerwaarde voor de sportgeneeskunde kunnen betekenen. Ongetwijfeld zal in België en in Vlaanderen in de nabije toekomst verder gedebatteerd worden over het statuut als sportarts. De huidige uiterst ambigue situatie waarbij de overheid de sportarts de verantwoordelijkheid over sportgeschiktheid toewijst, maar geen duiding geeft aan of bescherming biedt voor de beroepstitel van sportarts is evidenter wijze onhoudbaar. HOpelijk zal de toenemende maatschappelijke vraag naar goed opgeleide sportartsen voldoende politieke druk kunnen opbouwen dat hierin een standpunt kan genomen worden en ook Vlaanderen uit het sportgeneeskundig moeras kan herrijzen. ISSN: 1874-6659 Lid van het Nederlands Uitgeversverbond © Arko Sports Media 2015 Fotocredit Foto: FIVB Wolrd Grand Prix Nederland-België in Doetinchem op 9 augustus 2014 Fotocredit: Soenar Chamid Sportfotografie Prof. dr. Koen Peers diensthoofd fysische geneeskunde en revalidatie, programmadirecteur sportgeneeskunde koen.peers@uzleuven.be nummer 1 | maart 2015 | Sport & Geneeskunde 3 Pagina 2

Pagina 4

Voor nieuwsbrieven, online onderwijsmagazines en catalogi zie het Online Touch CMS beheersysteem systeem. Met de mogelijkheid voor een webwinkel in uw gidsen.

Sport & Geneeskunde nummer 1 | maart 2015 Lees publicatie 45Home


You need flash player to view this online publication