met 30° ten opzichte van de longitudinale tibia-as, wat een praktische referentie is voor peroperatief gebruik. Om alternatieve behandelingen te kunnen onderzoeken zijn meestal dierstudies nodig. Een experimenteel diermodel van het enkelgewricht was echter niet beschikbaar. Van Bergen en collegae hebben een nieuw diermodel ontwikkeld, dat getest wordt in hoofdstuk 13 in Deel IV. OD’s werden gecreeerd in de talus van achterpoten van geiten met behulp van een posterolaterale chirurgische benadering. De defecten werden opgevuld met autologe spongiosa of met gedemineraliseerde botmatrix (DBM) of leeg gelaten ter controle. Na 12 weken werden de tali geanalyseerd met behulp van röntgenfoto’s, macroscopie, micro CT, histologie, histomorfometrie en fluorescentiemicroscopie. Het bleek mogelijk een gestandaardiseerd OD te creëren in iedere talus. Het geïmplanteerde materiaal bleef in situ. De analyses toonden dat het meeste botweefsel gegenereerd was in de defecten behandeld met spongiosa en het minste in de controledefecten. Derhalve kan het model betrouwbaar gebruikt worden in toekomstige experimenten om alternatieve behandelmethoden te onderzoeken voordat ze in de klinische praktijk worden geïntroduceerd. Het doel van hoofdstuk 14 is het evalueren van de effectiviteit van DBM met en zonder plaatjesrijk plasma (PRP) in de behandeling van OD’s van de talus. Met behulp van het diermodel uit voorgaand hoofdstuk werd een standaard 6 mm OD gecreëerd in beide tali van 16 volwassen geiten. Volgens een randomisatieschema werd een OD van iedere geit behandeld met allogeen DBM gehydreerd met fysiologisch zout of gehydreerd met autoloog PRP. Het contralaterale OD werd niet behandeld ter controle. Na 24 weken werden verscheidene uitkomstparameters geanalyseerd met behulp van macroscopische evaluatie, de micro CT, histologie, histomorfometrie en fluorescentiemicroscopie. Verrassend genoeg toonde geen van de analyses een statistisch significant verschil tussen de groepen. En van Bergen vond het kennelijk nog niet voldoende want in het laatste deel van zijn proefschrift gaat hij in op uitkomstmaten. In hoofdstuk 15 worden veelgebruikte uitkomstmaten bediscussieerd. De volgende conclusies worden getrokken: (1) de AOFAS score is een vaak gebruikte uitkomstmaat voor OD’s van de talus, maar heeft enkele beperkingen, (2) de FAOS en de FAAM zijn functionele, patiëntgerapporteerde uitkomstmaten die nuttig zijn bij de klinische beoordeling van patiënten met een OD van de talus, (3) de 11-punts numerieke rating schaal is een geschikte, valide en praktische schaal voor de beoordeling van pijnintensiteit en Christiaan van Bergen na de verdediging, geflankeerd door zijn paranimfen, Jakob van Oldenrijk (links) en Wybren van der Wal (rechts) (4) postoperatieve beeldvorming kan worden gebruikt voor objectieve beoordeling van herstelweefsel. De FAOS is gevalideerd in diverse talen. Duitsland heeft de grootste populatie van Europa maar had geen gevalideerde uitkomstmaat voor algemene voet- en enkelpathologie. Het doel van hoofdstuk 16 is het ontwikkelen van een Duitse versie van de FAOS en het onderzoeken van de psychometrische eigenschappen. In samenwerking met de Universiteit van Hannover werden vertalingen gemaakt volgens officiële richtlijnen. De uiteindelijke vertaling van de FAOS werd onderzocht in 150 patiënten met verscheidene aandoeningen van voet en enkel. Alle patiënten vulden de FAOS, SF-36, numerieke rating schalen voor pijn en invaliditeit en de Hannover vragenlijst in. De FAOS werd 1 week later opnieuw ingevuld. Test-retest betrouwbaarheid en interne consistentie waren uitstekend. De minimaal detecteerbare verschillen waren 17,1 tot 20,8 op individueel niveau en 2,0 tot 2,4 op groepsniveau. Er waren middelmatige tot sterke correlaties tussen FAOS subschalen en fysieke uitkomsten en lage tot middelmatige correlaties tussen FAOS subschalen en mentale uitkomsten. Bodem- en plafondeffecten waren niet aanwezig. Deze bevindingen laten zien dat de Duitse versie van de FAOS een betrouwbaar en valide instrument is voor gebruik in voet- en enkelpatiënten. Het proefschrift eindigt met een algemene discussie, waarin verschillende aanbevelingen worden gegeven voor de behandeling van OD’s van de talus en voor toekomstig onderzoek. Met dit proefschrift heeft Van Bergen een grote bijdrage geleverd aan de behandeling van een veelal ondergediagnosticeerde en moeilijk te behandelen aandoening. Na het lezen van dit zeer uitgebreide en mooie boek moet het diagnostiseren, behandelen en evalueren van de patiënt met een OD letsel van de enkel geen verassingen meer bieden, iets waar van Bergen en collegae meer dan trots op kunnen zijn. Peter A.J. de Leeuw, AIOS orthopedie Academisch Medisch Centrum Amsterdam nummer 1 | maart 2015 | Sport & Geneeskunde 45 Pagina 44
Pagina 46Voor verenigingsbladen, online archief en catalogi zie het Online Touch online publisher CMS systeem. Met de mogelijkheid voor een online shop in uw club bladen.
Sport & Geneeskunde nummer 1 | maart 2015 Lees publicatie 45Home