gemaakt, waarop bleek dat de laesie ten opzichte van het vorige onderzoek opnieuw in grootte was afgenomen. De patellapees had na drieënhalve maand lokaal een dikte van 6,9 mm ten opzichte van 8,0 mm vier weken post-injectie (figuur 4d). Discussie Ganglioncysten zijn benigne laesies die frequent para-articulair voorkomen; ze ontstaan meestal in de weke delen rondom peesschedes en gewrichtskapsels. De klinische presentatie van ganglioncysten is afhankelijk van de lokalisatie en de grootte van de laesie. Het merendeel van de cysten is klein en asymptomatisch en wordt als toevalsbevinding gezien op beeldvormend onderzoek. Grotere cysten en cysten die interfereren met de biomechanica van gewrichten presenteren zich met pijn en zwelling. Hoewel de pols de voorkeurslokalisatie is, 60-70% van de ganglioncysten bevindt zich aan de dorsale zijde van de pols,1 worden ze ook met enige regelmaat in en rondom de knie gezien. Enkele voorbeelden hiervan zijn bursale cysten, popliteale cysten en cysten uitgaande van de menisci.2,3 Intratendineuze ganglioncysten rondom de knie worden in de literatuur beschreven in de quadriceps en de semimembranosus, maar komen slechts sporadisch voor.4,5 Een intratendineus gelegen ganglioncyste van de patellapees is met slechts twee gerapporteerde casus in de literatuur eveneens een zeldzaamheid.6,7 De etiologie van ganglioncysten is tot op heden nog niet volledig opgehelderd. Aangenomen wordt dat mucoïde degeneratie van bindweefsel aan de basis ligt van het ontstaan van het ganglion. Mucoïde degeneratie van peesweefsel kan optreden ten gevolge van bijvoorbeeld chronische irritatie, chronische repetitieve beschadiging (microtraumata, overbelasting) of arteritis (leidend tot chronische ischemie), wat leidt tot de vorming van vacuolen tussen collageenvezels. Door liquefactie (vloeibaar worden) van collageenvezels in combinatie met een toegenomen hoeveelheid mucineproducerende cellen kunnen ter plaatse van deze vacuolen grote intra- en peritendineuze ganglioncysten ontstaan. Deze cysten zijn gevuld met een gelatine-achtige, muceuze vloeistof en bestaan vaak uit meerdere lobuli die gescheiden worden door septa bestaande uit collageenweefsel.6,8 Slechts tweemaal eerder is in de literatuur een casus gepresenteerd betreffende een intratendineuze ganglioncyste van de patellapees. In de case report geschreven door Jose e.a. (2011) werd het ontstaan van de cyste toegeschreven aan de aanwezigheid van een ernstige, diffuse tendinose van de patellapees.6 Touraine e.a. (2013) beschreven een verband tussen het ontstaan van de ganglioncyste en de aanwezigheid van een patella alta en het niet goed sporen van de knieschijf. Volgens de auteurs heeft dit geleid tot chronische repetitieve microtraumata van de patellapees, waardoor mucoïde degeneratie en uiteindelijk een ganglioncyste is ontstaan.7 Bij onze casus zijn geen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van een patella alta of het niet goed sporen van de patella. De aanwezigheid van een tendinose van de patellapees kon door de grootte van de cyste niet worden vastgesteld. Een opvallende bevinding bij deze patiënte was de aanwezigheid van een (asymptomatische) patella bipartita. Of dit in relatie staat tot het ontstaan van de ganglioncyste is echter onduidelijk. Op echografische beelden zijn ganglioncysten goed te herkennen als hypo-echogene massa’s met interne septaties, zonder dat er sprake is van vascularisatie bij doppleronderzoek. echter is met behulp van echografisch onderzoek geen goede beoordeling van onder andere de menisci en het bandapparaat van de knie mogelijk.6 Wanneer gedacht wordt aan een cysteuze laesie in of rondom het kniegewricht als oorzaak van de klachten, en andere mogelijke pathologie uitgesloten moet worden, is het maken van een MRI-scan een zinvolle aanvulling. Met behulp van MRI kan het cysteuze karakter van de laesie worden bevestigd en kan gedifferentieerd worden tussen verschillende diagnoses. Tevens kan de anatomische relatie van de cyste met de omringende structuren worden geïdentificeerd en kan eventueel begeleidend letsel van ligamenten of menisci worden opgespoord. Hierdoor kan een optimale behandeling worden ingesteld. Ten opzichte van skeletmusculatuur geven cysten een hypointens signaal op T1-gewogen opnames en een hyperintens signaal op T2gewogen opnames. Ganglioncysten zijn op MRI te herkennen als goed begrensde, homogene, ronde of gelobde vochtcollecties. Met vocht gevulde pseudopodiën (schijnvoetjes) en interne septa zijn kenmerkend voor ganglioncysten en leiden tot het karakteristieke “druiventros-uiterlijk”.9 Zowel Jose e.a. (2011) als Touraine e.a. (2013) beschreven dat aspiratie van het ganglion gevolgd door het injecteren van een ontstekingsremmend middel effectief is in het verminderen van de klinische symptomen.6,7 De effectiviteit van deze behandeling werd in deze casus bevestigd. Onnummer 3 | november 2015 | Sport & Geneeskunde 29 Pagina 28

Pagina 30

Voor mailings, online flyers en verenigingsbladen zie het Online Touch CMS systeem. Met de mogelijkheid voor een web winkel in uw clubmagazines.

Sport & Geneeskunde nummer 3 | november 2015 Lees publicatie 52Home


You need flash player to view this online publication