Wetenschappelijk onderzoek sen de trainingsintensiteit, het behaalde resultaat en het uitvalspercentage. In 2011 hebben White et al.11 een grote RCT studie gepubliceerd waarin onder andere GET werd vergeleken met cognitieve gedragstherapie en reguliere zorg. De GET is gebaseerd op de studies van Fulcher et al.7 en Moss-Morris et al.10 en bestond dus uit een wekelijks of tweewekelijks contact tussen deelnemer en behandelaar. In het onderzoek werden de verandering in conditie niet gemeten, maar wel de vermoeidheid en het fysiek functioneren. Deze parameters verbeterden signifi cant ten opzicht van de reguliere zorg. In onze studie gaf 53.9% van de patiënten na drie maanden en 69.7% na twaalf maanden aan dat de moeheid subjectief was verbeterd. Hieruit zou men kunnen concluderen dat er sprake lijkt te zijn van een positief effect. Dit is echter niet gemeten met een gevalideerde vragenlijst en ook niet bij alle patiënten, dus kunnen de gegevens niet worden vergeleken met de literatuur. Er zal mogelijk ook een bias in de resultaten zitten, omdat bijvoorbeeld patiënten die een achteruitgang bemerken eerder geneigd zijn om te stoppen met het programma zonder dit te melden. Hierdoor kan men geen objectief beeld van de vermoeidheid krijgen. Ook wat betreft slaappatroon werd er geen gebruik gemaakt van (gevalideerde) vragenlijsten. Er lijkt, net als bij de vermoeidheid, sprake van een positief effect waarbij patiënten minder vaak overdag slapen of rusten. Hierdoor zouden ze productiever kunnen zijn in de maatschappij. Er gelden echter dezelfde beperkingen als bij het vaststellen van de vooruitgang in vermoeidheid. Het slaappatroon werd niet gestructureerd vastgelegd middels een (gevalideerde) vragenlijst. De mate van arbeidsparticipatie werd daarnaast zo weinig vermeld in de statussen dat het niet mogelijk was om een goede uitspraak te doen over de effecten van het programma hierop. De uitval in onze studie bedraagt 33% na zes maanden en 72% na twaalf maanden. Dit is vergelijkbaar met de uitval in de studie van Wearden et al.8 met 29% uitval na zes maanden. Het is vaak onbekend waarom patiënten uitvallen. Enige tijd geleden is er een enquête rondgestuurd onder oud-deelnemers aan het programma. Hierin werd gevraagd of het programma voortijdig was gestaakt. Hieruit bleek dat (van de 131 patiënten die de vragenlijsten hadden geretourneerd) 45.0% het programma had afgemaakt en 44.3% was voortijdig met het programma gestopt (van deze 10 Sport & Geneeskunde | maart 2012 | nummer 1 groep was 65.5% voortijdig gestopt omdat ze voldoende hersteld waren). De overige patiënten (10.7%) hadden deze vraag niet ingevuld of wisten het antwoord niet meer. Helaas is er bij deze enquête niet specifi ek gevraagd naar de reden van stoppen. Uit de praktijk en uit enkele opmerkingen in de statussen blijkt dat patiënten ook stoppen om fi nanciële redenen. Het programma wordt op dit moment niet vergoed door de zorgverzekeraars, zodoende kunnen niet alle patiënten het betalen om deel te nemen aan dit programma. Tot slot kan het zijn dat patiënten zijn gestopt vanwege de duur van de belasting per dag (15 oplopend naar 90 minuten). Deze studie betreft een retrospectieve pilotstudie met hierbij passende onvolkomenheden. Een nadeel is dat er door de opzet van de studie veel missing data zijn. Zoals hier boven reeds aangeven, zijn de gegevens verzameld uit statussen en deze zijn niet volledig. Er zal mogelijk ook een bias worden veroorzaakt doordat de arts minder geneigd is om negatieve resultaten te noteren in de status. Er zijn ook geen gevalideerde vragenlijsten gebruikt om moeheid, arbeidsparticipatie en slaap/waakpatroon in kaart te brengen. Al met al moeten de resultaten dus voorzichtig worden geïnterpreteerd. Conclusies en aanbevelingen Ondanks de bovengenoemde beperkingen zien we in deze retrospectieve studie toch een signifi cant effect op het maximale wattage na het volgen van drie en twaalf maanden GET (resp. +4.9% en +15.5%) met beperkte begeleiding bij de groep CVS patiënten die het programma volbrachten. Er lijkt ook een trend naar een positief effect op moeheid na drie en twaalf maanden. Een relatie tussen GET en arbeidsparticipatie kon door onvoldoende verslaglegging niet worden gelegd. Deze resultaten moeten door de methodische beperkingen met voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. De aanpak heeft echter nauwelijks bijwerkingen gekend en lijkt dus wel een bruikbaar behandelalternatief. Daarnaast vormen deze resultaten ook aanleiding voor verder onderzoek naar deze behandeling. Om deze veelbelovende resultaten beter te onderbouwen zal er een RCT moeten worden opgezet naar de effecten van GET op conditie, moeheid en arbeidsparticipatie waarbij de gegevens gestructureerd worden verzameld met onder andere gevalideerde vragenlijsten. Pagina 9

Pagina 11

Interactieve online webshop, deze clubblad of folder is levensecht online geplaatst met Online Touch en bied het van papier naar digitaal converteren van digi-uitgaven.

Sport & Geneeskunde nummer 1 | maart 2012 Lees publicatie 10Home


You need flash player to view this online publication