atleten waren voornamelijk mannelijke voetballers met gemiddeld negen maanden adductorenklachten. Ruim de helft (57%) had de sportactiviteiten moeten staken als gevolg van de adductorenklachten. 50% van deze sporters bereikte na de therapie het oude sportniveau, een overgrote meerderheid (84%) scoorde een goede of uitstekende patiënttevredenheid. Deze resultaten vormden de aanleiding tot het opzetten van een prospectieve gecontroleerde studie, het onderwerp van hoofdstuk 7. Hoofdstuk 6 richt zich op de resultaten van een onderzoek (case series) naar de korte- en middellange termijn effecten van een actief oefentherapeutisch programma voor sporters met langdurige adductorenklachten. Dit programma is grotendeels gebaseerd op het door Holmich onderzochte oefenschema in 1999 (The Lancet). Op korte termijn (direct net afronding van het programma) was 77% volledig klachtenvrij en sportte inmiddels 86% van de sporters. De gemiddelde tijd tot sporthervatting was 20.3 weken, 29% kreeg een recidief binnen 22 maanden. Op middenlange termijn sportte 77% nog op het oude sportniveau. In hoofdstuk 7 en 8 is er aandacht voor de korte en middellange termijn effecten van een gerandomiseerd klinisch onderzoek naar de waarde van het MMT-programma in vergelijking met actieve oefentherapie (OT). Zowel het MMT-programma als de actieve oefentherapie werden gevolgd door een identiek opbouwend hardloopschema. De onderzochte atleten waren merendeels voetballende mannen met een gemiddelde leeftijd van 28 jaar en een gemiddelde klachtenduur van acht maanden. Na behandeling kon circa de helft weer op het oude niveau sporten (MMT 55% vs. OT 50%). Dit verschil was niet signifi cant. Wel waren de sporters die de MMT-behandeling kregen signifi cant sneller hersteld (12.8 vs. 17.3 weken). Op middellange termijn kon 59% klachtenvrij hun sport beoefenen; 30% had een recidief gekregen. Er was geen signifi cant verschil tussen de MMT-groep en de OT-groep met betrekking tot recidief klachten of klachtenvrije sportbeoefening. Prognostische factoren voor de kans op het ontwikkelen van recidief adductorenklachten na behandeling, konden bij analyse van de baseline-karakteristieken niet worden aangetoond. Tot slot bespreekt Weir in hoofdstuk 9 de belangrijkste resultaten in relatie tot de huidige stand van zaken in de literatuur. Beperkingen, aanbevelingen voor de klinische praktijk en suggesties voor vervolgonderzoek passeren de revue. Belangrijkste boodschap is dat clinici met de resultaten van dit proefschrift sporters nog beter kunnen informeren m.b.t. de resultaten van oefentherapie voor langdurige adductorenklachten. Met het MMT-programma worden vergelijkbare Promovendus Adam Weir (midden) gefl ankeerd door zijn paranymfen Maarten Moen (links) en Don de Winter (rechts). resultaten behaald. Nadat Weir zijn oproep tot consensus m.b.t. de terminologie herhaald heeft, benadrukt hij het belang van ontwikkelen van gevalideerde uitkomstmaten, de waarde van onderzoek naar de rol van aanvullende diagnostiek en de aanbeveling tot het uitvoeren van onderzoek naar gecombineerde behandeling in een multi-center setting. Dit proefschrift heeft onder andere tot doel om nieuwe inzichten te bieden in de behandeling van adductorenklachten bij sporters. Weir is er uitstekend in geslaagd om nieuwe resultaten en inzichten helder en overzichtelijk boven tafel te krijgen. Al met al een uitstekend proefschrift van een zeer bevlogen sportarts-onderzoeker. nummer 1 | maart 2012 | Sport & Geneeskunde 41 Pagina 40

Pagina 42

Heeft u een mailing, onlinemag of digi archief? Gebruik Online Touch: presentatie digitaal maken.

Sport & Geneeskunde nummer 1 | maart 2012 Lees publicatie 10Home


You need flash player to view this online publication