Boekbespreking Congresverslag Cardiac MRI in Athletes ‘meer inzicht in de normale aanpassing van het hart aan sport’ Thesis Tim Luijkx, Utrecht 2012 Door: F.J.G. Backx Op 9 maart 2012 promoveerde Tim Luijkx in Utrecht op het proefschrift ‘Cardiac MRI in Athletes’ waarin hij factoren onderzocht die van invloed zijn op de aanpassing van het hart aan sport. De uitkomsten van deze studie zijn relevant voor uiteenlopende medisch specialisten en zeker voor sportartsen. Steeds vaker worden (top)sporters namelijk onderzocht – al dan niet in het kader van (verplichte) screeningsprogramma’s – om de aanwezigheid van een mogelijk dodelijke hartziekte uit te sluiten. Ook sportartsen kunnen de bevindingen van dit proefschrift gebruiken om te beoordelen of het hart van een sporter fysiologisch of pathologisch veranderd is of niet. De studie van Luijkx beoogt vooral te bepalen of er verschillen zijn in de aanpassing van het hart per sporttype. Om dit optimaal te kunnen doen is er een MRI-scan van het hart vervaardigd bij een groot aantal niet-sportende controlepersonen en sporters in drie verschillende sporttypen die minimaal 6 uur per week sport beoefenen: • hoog statisch-laag dynamisch (krachtsporten); • laag statisch-hoog dynamisch (voetbal, tennis, hockey en langeafstandlopers) en • hoog statisch-hoog dynamisch (wielrennen, roeien, duathlon/triathlon). Met een totaal van zo’n 800 proefpersonen voorziet deze studie in een van de grootste databases ter wereld op het gebied van cardiale MRI. De belangrijkste bevinding wat betreft sporttype-afhankelijke veranderingen is het nagenoeg ontbreken van aanpassingen bij krachtsporters, waarmee een hardnekkige theorie (de Morganroth-hypothese) wordt verworpen die veronderstelde dat er bij krachtsporters een selectieve verdikking van 40 Sport & Geneeskunde | augustus 2012 | nummer 3 de hartspierwand zou zijn, zonder vergroting van het hartkamervolume. Deze uitkomsten zijn gecorrigeerd voor belangrijke variabelen zoals het aantal trainingsuren, leeftijd en geslacht. In algemene zin blijkt er bij sporters sprake te zijn van ‘gebalanceerdheid’. Dat wil zeggen dat, bij vergroting van ofwel spierwand of kamervolume, de toename even groot is voor de linker- als de rechterkamer en dat ook de verhouding tussen spiermassa en kamervolume gelijk opgaat. In een ander hoofdstuk van dit lezenswaardige proefschrift toont Luijkx aan dat de beschreven spierwandvergroting in eerdere onderzoeken mogelijk het gevolg is van het gebruik van anabole steroïden. Een groep krachtsporters die anabole steroïdengebruik bevestigt, laat namelijk wél een toename van hartkamervolume en hartspierwand zien, terwijl dat bij een even grote groep krachtsporters, die het gebruik ontkent, niet zo is. Klinisch nog interessanter zijn de aanwijzingen voor diastolische en systolische dysfunctie bij de steroïdengroep. Omdat er aanwijzingen in andere studies1,2,3 zijn dat de cardiale veranderingen bij steroïdengebruik niet volledig omkeerbaar zijn en ook ventriculaire dysfunctie op latere leeftijd bij steroïdengebruikers is aangetoond, zou dit de voorbode kunnen zijn van hartfalen op latere leeftijd. Luijkx laat verder in een kleinere vergelijking tussen voetballers van het blanke en negroïde ras zien dat ook etniciteit van invloed kan zijn op de karakteristieken van het hart. Uit eerder onderzoek4,5,6 is reeds bekend dat negroïde sporters vaker een vergrote hartspierwand hebben (linkerventrikelhypertrofi e) en ook vaker ECG-veranderingen vertonen. In deze MRI-studie wordt bovendien gesuggereerd dat er bij Pagina 39

Pagina 41

Scoor meer met een online winkel in uw PDF-en. Velen gingen u voor en publiceerden vaktijdschriften online.

Sport & Geneeskunde nummer 3 | Augustus 2012 Lees publicatie 15Home


You need flash player to view this online publication