afwijkende weerstandtesten van de m. infraspinatus, m. supraspinatus en m. serratus anterior kan worden gedacht aan een laesie van de n. thoraricus longus en n. suprascapularis, welke door de plexus brachialis worden geïnnerveerd. Het sensibele verzorgingsgebied van de plexus brachialis liet een wat vlekkig niet eenduidig patroon zien. Omdat in de rest van het verzorgingsgebied (motorisch) van de plexus brachialis (n. ulnaris, n. medianus en n. radialis) geen spierzwakte wordt gevonden, kan worden uitgesloten dat het om een plexus brachialis laesie gaat. De morfologische veranderingen van de supra- en infraspinatus waren suggestief voor rotator cuff pathologie. Het ontbreken van een herkenbaar trauma maakt die waarschijnlijkheid op voorhand lager. Het karakter van de sport maakt kans op dergelijke letsels echter aannemelijk. De MRI is een specifiek en sensitief instrument16 om de aanwezigheid hiervan te beoordelen en werd om deze reden ingezet. EMG is door de neuroloog ingezet om te evalueren om welke neurogene structuur het mogelijk gaat en in welke mate deze structuur is aangedaan. Differentiaal diagnostisch kan worden gedacht aan een perifeer neurogeen letsel ( compressie, itisbeeld, infectie, tumor), cervicale radiculopathie (discusherniatie), plexopathie (verrekking door trauma), rotator-cuff letsel (microtraumata), infectie met als gevolg neurogene uitval en een compressie neuropathie op basis van een tumor.2,10 Van Alfen en Engelen geven aan dat bij PTS het verbeteren van de biomechanica van schoudergordel en schoudergewricht de belangrijkste en effectiefste fysiotherapeutische interventie is.10 De insteek voor oefentherapie zal dan gericht zijn op het voorkomen en/of reduceren van de aanwezige dysfunctionele veranderde kinematica, welke zijn ontstaan op basis van spierzwakte. Het handhaven van een coördinatief goed scapulothoracaal en glenohumeraal ritme lijkt van groot belang.11,12 In deze casus zijn de glenohumerale en scapulothoracale spieren (de m. infra,- en supraspinatus en de m. serratus anterior) erg zwak (MRC <3). Het trainen met extra weerstand heeft dan meestal een averechts effect.10 In die periode zal uitsluitend op het handhaven (passief zelfstandig) van mobiliteit worden ingezet om daarmee contracturen te voorkomen. Deze ingezette therapie dient de patiënt uiteindelijk zelf, tenminste tweemaal daags, uit te voeren. De behandelaar controleert laagfrequent het behoud van functies. Wanneer het krachtniveau weer toeneemt (MRC >3) kan worden gestart met gerichte oefentherapie voor de gehele bewegingsketen, waarbij nadrukkelijk rekening dient te worden gehouden met een beperkte duurbelasting van de aangedane spieren.10 Het krachtrevalidatie systeem (KRS) kan hierbij een goede systematiek ter ondersteuning van de behandelend (sport) fysiotherapeut.13 Het is van essentieel belang om Deze systematiek kan het risico op vroege trainingsoverbelasting beperken en sluit daarmee goed aan bij de opinie Van Alfen.10 opnieuw een goede verhouding te vinden tussen belasting en de beperkte belastbaarheid, zowel in de ADL, werk en sportsituatie.10 Beloop De uiteindelijke prognose laat zich moeilijk bepalen maar ze lijkt minder gunstig dan tot nu toe werd beschreven volgens van Alfen.10 Terugkomend op de hulpvraag lijkt een terug keer binnen de MMA sport, drie maanden na ontstaan van het klachtenbeeld, een niet realistisch en zal dus moeten worden bijgesteld. Nederland kent ongeveer 500 nieuwe PTS patiënten per Tabel 1. Vragen om de diagnose neuralgische amyotrofie (NA) te stellen of te verwerpen bij patiënten met acute hevige pijn in de schouder en arm. 1) Is de pijn acuut, zeer hevig (pijnscore >7 op een schaal van maximaal 10), gelokaliseerd in nek, schouder en/of arm, en heel anders dan de patiënt ooit heeft gehad? Zo ja dan is NA waarschijnlijk, zo nee dan is NA nog steeds mogelijk maar moeten alternatieve diagnosen worden overwogen. 2) Is de passieve exorotatie of abductie van de arm beperkt? Zo nee dan is NA waarschijnlijk, zo ja dan lijkt gewrichtspathologie van de schouder (bursitis, tendinopathie) waarschijnlijker. 3) Worden alle symptomen, dat wil zeggen pijn, parese en sensibele stoornissen, in het verzorgingsgebied van dezelfde radix aangegeven? Zo nee dan is NA waarschijnlijk, zo ja dan is een cervicale radiculopathie waarschijnlijker. Bron: N. van Alfen en B.G.M. van Engelen, Neuralgische amyotrofie Een praktische update10. nummer 5 | december 2012 | Sport & Geneeskunde 27 Pagina 26
Pagina 28Scoor meer met een webwinkel in uw gidsen. Velen gingen u voor en publiceerden uitgaves online.
Sport & Geneeskunde nummer 5 | December 2012 Lees publicatie 18Home