Verslag Vechtsporten Mogen (sport)artsen ingaan op verzoeken van vechtsporters om medische begeleiding of … moeten zij dat? Verslag van de interactieve sessie georganiseerd door de Medisch Ethische Commissie van de VSG tijdens het VSG congres op 29 november 2012. Inleiding Op 29 en 30 november 2012 organiseerde de Vereniging voor Sportgeneeskunde het jaarlijkse Sportmedisch Wetenschappelijk Jaarcongres. Een van keynote speakers, sportarts dr. Jon Patricios, sprak daar over hersenletsel en sport. Jon Patricios, betrokken bij de ontwikkeling van internationale richtlijnen op het gebied van preventie van hersenletsel door sport, benadrukte het belang van een adequate diagnose en behandeling van ‘mild traumatic brain injuries’ ter voorkoming van het zogenaamde ‘post concussion syndrome’ (Patricios et al. The sports concussion note: should SCAT become SCOAT? Br J Sports Med. 2012 Mar;46(3):198-201.) Daarop voortbordurend organiseerde de Medisch Ethische Commissie van de VSG een interactieve sessie over de vraag of (sport)artsen mogen of moeten ingaan op verzoeken van vechtsporters om medische begeleiding. Bij verschillende vechtsporten is de kans op hersenletsel groot. Tijdens de sessie lag de nadruk op sportmedische begeleiding bij het boksen, maar de discussie is uiteraard ook relevant voor andere vechtsporten. Achtergrond In Nederland wordt de amateurbokssport in wedstrijdverband beoefend door ongeveer 200 mannen (en vrouwen). De sportbenaming is enige jaren geleden veranderd in Olympisch boksen. Ook zijn er nog zo’n 20 beroepsboksers, die georganiseerd zijn in de Vereniging Prof Boksen Nederland (VPBN). Bij boksen is het risico van hersenletsel inherent aan de sport; een rake stoot, ook op het hoofd, betekent een score 14 Sport & Geneeskunde | november 2013 | nummer 5 en als de tegenstander knock-out gaat betekent het winst. Een opeenvolging van acute hersenletsels – meerdere hersenschuddingen bijvoorbeeld – kan leiden tot blijvend hersenletsel en uiteindelijk dementie (dementia pugilistica). Gezien de ernstige gevolgen die hersenbeschadiging met zich kan brengen, is het van groot belang te weten welke preventieve interventies beschikbaar en bruikbaar zijn. Dit was mede de aanleiding voor het verschijnen van het rapport ‘Hersenletsel bij boksers en voetballers’ uitgebracht door de Gezondheidsraad in november 2003.1 In dat rapport formuleerde de Gezondheidsraad adviezen om gezondheidsschade in onder andere de bokssport te beperken. De Gezondheidsraad ziet bij de preventie van gezondheidsschade een belangrijke taak weggelegd voor (sport)artsen en refereert in haar advies aan de Richtlijnen voor het sportmedisch handelen, zoals die in 1995 door de Vereniging voor Sportgeneeskunde zijn vastgesteld (tabel 2).2 Daarin beveelt de VSG artsen aan waar en wanneer mogelijk zich uit te spreken om de schade te beperken. Volgens de VSG betekent dit dat artsen zich dienen te beijveren om preventieve maatregelen te bewerkstelligen en op geen enkele wijze reclame te maken voor deze takken van sport. Tijdens de interactieve sessie op het VSG congres werd over de reikwijdte van de Richtlijnen, en met name richtlijn 30, gediscussieerd. Daartoe gaven de aanwezigen door middel van stemkaarten hun mening over drie stellingen die door de Medisch Ethische Commissie waren geformuleerd (tabel 1). Aansluitend gaven drie sprekers een inleiding over het onderwerp. Vervolgens werd over de stellingen gediscussieerd. In deze bijdrage geven wij een samenvatting van de presentaties van de sprekers, vervolgens een weergave van de discussie die aan de hand van de stellingen werd gevoerd en afgesloten wordt met een conclusie. Pagina 13

Pagina 15

Scoor meer met een webwinkel in uw relatiemagazines. Velen gingen u voor en publiceerden jaarverslagen online.

Sport & Geneeskunde nummer 5 | November 2013 Lees publicatie 26Home


You need flash player to view this online publication