Tabel 1. Stellingen en stemverhoudingen aan het begin en einde van de sessie Stelling 1. Artsen aan wie gevraagd wordt sporters te begeleiden die deelnemen aan vechtsporten, waarbij het is toegestaan de tegenstander uit te schakelen door het toedienen van hersenletsel, dienen dergelijke verzoeken af te wijzen. 2. De gedragsregel over boksen binnen de set richtlijnen voor het sportmedisch handelen kan geschrapt worden. 3. Vechtsporten waarbij toegestaan is de tegenstander door fysiek geweld uit te schakelen mogen niet langer worden opgenomen in het programma van de Olympische Spelen. Tabel 2. Relevante richtlijn voor het sportmedisch handelen Richtlijn 30: Stemronde 1 Eens 20% Oneens 80% Eens 12 % Oneens 88% Eens 48% Oneens 52% Stemronde 2 Eens 4% Oneens 96% Eens 20% Oneens 80% Eens 12% Oneens 88% De arts is zich ervan bewust dat die takken van sport waarbij het opzettelijk (tijdelijk) uitschakelen van vitale lichaamsfuncties van de tegenstander direct bijdraagt aan het sportieve resultaat, strijdig zijn met belangrijke medische en ethische beginselen, juist wanneer zulks ook als zodanig door de reglementen toegestaan wordt. Toelichting op richtlijn 30: De arts brengt waar mogelijk zijn stem uit voor de beperking van schade en maakt op geen enkele wijze reclame voor de bedoelde tak van sport. Presentaties De eerste spreker was Ivo van Hilvoorde, sportfilosoof, verbonden aan de Vrije Universiteit Amsterdam en Hogeschool Windesheim en lid van de Medisch Ethische Commissie van de VSG. Van Hilvoorde plaatst de discussie in een breder perspectief. De discussie gaat over de spanning tussen sportethiek en medische ethiek. Dit is een eeuwenoude spanning die terug te leiden is naar de allereerste ‘sportarts’ ClAudius Galenus 129-200 A.C. die de gladiatoren behandelde. Die vergelijking gaat maar ten dele op omdat boksers van nu veel meer autonomie hebben dan de gladiatoren. Bij de bokssport komt de vraag op hoe veilig deze sport is en hoe dat gemeten wordt. Als gekeken wordt naar absolute aantallen dodelijke ongevallen bij boksen dan blijkt dat dit aantal heel laag ligt. In Engeland en Wales bijvoorbeeld zijn tussen 1986 en 1992 ‘slechts’ drie doden door boksen geregistreerd. Bij de paardensport ligt dit aantal bijvoorbeeld aanmerkelijk hoger (28 dodelijke ongevallen). Kanttekening hierbij is wel dat de aantallen deelnemers aanzienlijk verschillen tussen deze twee sporten. Er lijkt sprake te zijn van selectieve verontwaardiging met betrekking tot het boksen. Paardensport is een elitaire sport en boksen is veel meer een volkssport. Ondanks de bestaande gevaren van de paardensport, is deze sport veel meer geaccepteerd. Een groot verschil tussen deze twee sporten is wel de intentionaliteit van de sport. De intrinsieke intentie van paardrijden is niet om van het paard te vallen, bij boksen is het wel de intentie iemand letsel toe te brengen aan het hoofd (weliswaar niet met de intentie om te doden). Bij de paardensport gaat het meestal om ongelukken door materiaal of menselijk falen. Als we boksen bekijken vanuit medisch ethische principes zoals ‘weldoen’ en ‘niet schaden’, wat is dan de speelruimte van de begeleidend arts hierin? ‘Schaden’ is namelijk een sportintrinsiek kenmerk van boksen. Om de morele spanning tussen sportethiek en de medische ethiek op te heffen lijken twee mogelijkheden te bestaan: - Pleiten voor verbod op wedstrijdboksen. Deze mogelijkheid lijkt echter niet reëel en kan leiden tot ongewenste consequenties zoals een verschuiving van de sport naar het illegale circuit waar geen medische begeleiding is. Voordeel van deze mogelijkheid is wel dat deze conform is aan de medische ethiek. - Pleiten voor maatregelen. De juiste maatregelen kunnen boksen veiliger maken en daarmee behoudt men grip op de sport. Nadeel is dat de spanning tussen sporten medische ethiek blijft bestaan. Na Ivo van Hilvoorde was het woord aan Hendrik van der Veen, sportarts in opleiding bij Tjongerschans/UMCG. Van der Veen benadert de discussie vanuit zijn eigen motivatie nummer 5 | november 2013 | Sport & Geneeskunde 15 Pagina 14

Pagina 16

Scoor meer met een webwinkel in uw clubbladen. Velen gingen u voor en publiceerden brochures online.

Sport & Geneeskunde nummer 5 | November 2013 Lees publicatie 26Home


You need flash player to view this online publication