Paralympisch? Naast de Olympische Spelen zullen ook de Paralympische spelen gehouden worden in Sochi. In tegenstelling tot het grote aantal Paralympische zomersporten (er staan 23 sporten op de Paralympische zomeragenda) staan er maar 6 wintersporten op het programma: Alpineskiën, Biatlon, rolstoelcurling, cross-country skiën, ice sledge hockey en Para-Snowboarden. De vier mogelijke schaatsdisciplines zouden een mooie aanvulling zijn op deze selectie, mits hier een goed, ‘evidence-based’ classificatie system voor ontworpen kan worden.33 Recent zijn we begonnen met een opzet tot het ontwikkelen van een aanpak om hier een start mee te maken.34 Naast biomechanische en visuele aspecten waarop geclassificeerd wordt, zijn ook intellectuele beperkingen van belang. En zo komen we weer terug bij het belang van pacing: kan een intellectuele beperking de vaardigheid ‘pacing’ verstoren? De studies die tot dusver hebben gekeken naar pacing zijn bijna altijd gericht op atleten, d.w.z.: mensen die heel goed kunnen pacen. Maar wat als je je op de andere kant van het continuüm gaat richten? We hopen met vervolgonderzoek hier een duidelijker beeld over te kunnen geven, zodat we het belang van pacing in een Paralympische Classificatie context kunnen doorgronden, en ook het mechanisme achter pacing nog beter kunnen begrijpen. Conclusie Het schaatsen is door de interessante combinatie van het belang van houding, coördinatie en biomechanica en de daarmee samenhangende fysiologische responsen wetenschappelijk gezien een erg interessante sport. Dit maakt het een zeer interessante sport om de complexe vaardigheid ‘pacing’ beter te leren begrijpen. Meer onderzoek naar de onderliggende mechanismen kan in de toekomst ondersteunend zijn bij het maken van strategische keuzes in de verschillende schaatsonderdelen en het begeleiden van talenten. Ook in generieke context is het beter begrijpen van pacing interessant: Hoe bepalen mensen op welke intensiteit ze zich inzetten voor verschillende taken? Referenties 1. Mackenzie RT. (1898) Natural Selection, as Shown in the Typical Speed-Skater. Journal of Anatomy and Physiology. 32(3): 468-476.3. 2. De Koning JJ, Houdijk H, de Groot G, Bobbert MF. (2000) From biomechanical theory to application in top sports: the klapskate story. Journal of Biomechanics. 33(10):1225-9. 3. Houdijk H, Heijnsdijk EA, de Koning JJ, de Groot G, Bobbert MF. (2000a) Physiological responses that account for the increased power output in speed skating using klapskates. European Journal of Applied Physiology. 83(4-5):283-288. 4. Houdijk H, de Koning JJ, de Groot G, Bobbert MF, And, van Ingen Schenau GJ. (2000b) Push-off mechanics in speed skating with conventional skates and klapskates. Medicine & Science in Sports & Exercise. 32(3):635-41. 5. Houdijk H, Bobbert MF, De Koning JJ, De Groot G. (2003) The effects of klapskate hinge position on push-off performance: a simulation study. Medicine & Science in Sports & Exercise. 35(12): 2077-84. 6. Van Ingen Schenau GJ, Cavanagh PR. (1990) Power equations in endurance sports. Journal of Biomechanics. 23(9): 865-881. 7. Van Ingen GJ, De Koning JJ, De Groot G. (1990) A simulation of speed skating performances based on a power equation. Med Sci Sports Exerc. 22(5): 718-28. 8. Hettinga FJ, De Koning JJ, Schmidt L, Wind N, MacIntosh BR, Foster C. (2011) Optimal pacing strategy: from theoretical modelling to reality in 1500-m speed skating. British Journal of Sports and Medicine. 45: 30-35 9. Stoter IK, MacIntosh BR, Fletcher JR, Pootz S, Zijdewind I, Hettinga FJ. (2012) The effect of pacing strategy on muscle fatigue and technique in 1500m speed skating and cycling. 17th Annual Meeting of the ECSS, Bruges, 167. 10. Stoter IK, Hettinga FJ, Otten E, Stam A, Elferink-Gemser MT, Visscher C. (2013) Pacing and technique of talented speed skaters: persist to the end. 17th Annual Meeting of the ECSS, Barcelona. 11. Hettinga FJ, de Koning JJ, Hulleman M, Foster C. (2012). Relative importance of pacing strategy and mean power output in 1500-m self-paced cycling. British Journal of Sports Medicine. 46(1): 30-35. 12. Muehlbauer T, Schindler C, Panzer S. (2010c) Pacing and Sprint Performance in Speed Skating During a Competitive Season. International Journal of Sports Physiology and Performance. 5: 165-176 13. Muehlbauer T, Panzer S, Schindler C. (2010a) Pacing pattern and speed skating performance in competitive long-distance events. Journal of Strength and Conditioning Research. 24(1): 114–119 14. Noordhof DA, Foster C, Hoozemans MJM, De Koning JJ. (2013) Changes in speed skating velocity in relation to push-off effectiveness. International Journal of Sports Physiology and Performance. 8(2): 188-194. 15. De Koning JJ, Foster C, Lampen J, Hettinga F, Bobbert MF. (2005) Experimental evaluation of the power balance model of speed skating. Journal of Applied Physiology. 98(1): 227-33. 16. De Koning JJ, Bobbert MF, Foster C. (1999) Determination of optimal pacing strategy in track cycling with an energy flow model. J. Sci. Med. Sport 2: 266-277. 17. Noakes TD. (1997) 1996 JB Wolffe Memorial Lecture. Challenging beliefs: Ex africa semper aliquid novi. Med Sci Sports Exerc. 29(5): 571-90. nummer 1 | februari 2014 | Sport & Geneeskunde 29 Pagina 28
Pagina 30Voor spaarprogramma, online gebruiksaanwijzingen en lesmateriaal zie het Online Touch online publisher CMS systeem. Met de mogelijkheid voor een web winkel in uw relatiemagazines.
Sport & Geneeskunde nummer 1 | Februari 2014 Lees publicatie 27Home