cluderen uit deze twee studies dat de verschillen in glucose Ra en Rd bij intervaltraining versus duurtraining waarschijnlijk te verklaren zijn door inspanningsgerelateerde veranderingen in de concentraties van catecholaminen, lactaat en groeihormoon. De grote stijging van het catecholamineniveau is de meest waarschijnlijke verklaring voor de hogere glucose Ra tijdens intervaltraining. De lagere glucose Rd tijdens het eerste uur na intervaltraining wordt door Guelfi et al. uitgelegd als remming van de glycogeen resynthese door hoge concentraties catecholaminen, lactaat en groeihormoon. De stijging van glucose Rd later in de herstelfase van intervaltraining wordt waarschijnlijk veroorzaakt door een daling van de concentraties catecholaminen, lactaat en groeihormoon in het tweede uur na inspanning. Een recent onderzoek van Iscoe3 laat bovendien zien dat er na intervaltraining bij DM-I patiënten minder hypoglykemieen voorkomen en meer hyperglykemieën. Een groot nadeel van al deze studies, is dat de patiëntenpopulatie erg klein is en dat het effect van duur- of intervaltraining op de fiets, niet te generaliseren is naar andere typen van sport met een intermitterende hoge intensiteit, zoals fitness of teamsporten. Uit bovenstaande studies blijkt echter wel dat de hyperglykemieën die de patiënt na intervaltraining ervaart wellicht veroorzaakt worden door een stijging van de catecholaminenconcentratie tijdens inspanning, waardoor er meer glucose vrijkomt. Vervolgens blijft de compensatoire fysiologische hyperinsulinemie na inspanning uit, waardoor er minder opname van plasma glucose plaatsvindt en de hyperglykemie in stand wordt gehouden. Bovenstaande studies verklaren echter niet waarom onze patiënt baat heeft bij de inname van koolhydraten voor of tijdens training. De behandeling van verstoringen in de glucoseregulatie tijdens of na inspanning kent voornamelijk een ‘trial and error’ benadering.4 De beschikbaarheid van insuline kan tijdens inspanning namelijk verschillen van de situatie in rust. Beïnvloedende factoren zijn de plaats van toediening van insuline, het tijdstip van de laatste insuline injectie en het type en duur van de inspanning.4 20-75%, afhankelijk van de intensiteit en duur van de inspanning; - Minstens 1-2 uur tussen het tijdstip van insuline injectie en de inspanning laten; - Verlagen van de avonddosering insuline met 10-30% om late-onset hypoglykemie te voorkomen. Als we terugkijken naar onze casus heeft de patiënt uiteindelijk ook een deel van deze adviezen gebruikt. Hij neemt nu een groter ontbijt voor inspanning en injecteert daarbij een lagere hoeveelheid insuline, zodat hij met een hogere bloedglucoseconcentratie aan de inspanning begint. Dit effect kan ook bereikt worden door de inname van koolhydraten net voor of tijdens inspanning, zoals in de casus, maar de vraag is of dit de voorkeur heeft. Er is geen onderzoek bekend dat de effecten van koolhydraatinname tijdens inspanning op de glucoseregulatie bij DM-I patienten beschrijft. Bij gezonde proefpersonen is dit wel onderzocht. Li et al.10 laat zien dat de inname van koolhydraten tijdens 90 minuten duurinspanning leidt tot stabielere plasmaglucosewaarden en lagere concentraties adrenaline, adrenocorticotroop hormoon, cortisol, groeihormoon en interleukine-6. De remmende werking van koolhydraatinname op de catecholaminenrepons tijdens inspanning kan een verklaring zijn voor de bevindingen uit de casus. Maar meer onderzoek is nodig om de effecten van koolhydraatinname tijdens inspanning op de bloedglucoseregulatie bij DM-I patiënten in kaart te brengen. De plasmaglucoseconcentratie wordt verder nog beïnvloed door de mate van bloedglucoseregulatie in rust, het tijdstip van laatste voedingsinname en de beschikbaarheid van exogene koolhydraten tijdens inspanning. Er zijn echter wel een aantal richtlijnen voor de behandeling. Voor de glucoseregulatie bij inspanning na een maaltijd is dit als volgt4 : - Verlagen van de dosering insuline voor de maaltijd met nummer 2 | april 2014 | Sport & Geneeskunde 29 Conclusie Hyperglykemie tijdens en na intensieve inspanning bij DM-1 patiënten wordt met name veroorzaakt door een catecholaminen-geïnduceerde toename van de glucoseproductie tijdens inspanning, gecombineerd met een verminderde glucose opname na inspanning door de afwezigheid van de fysiologische hyperinsulinemische respons. De behandeling bestaat uit het verhogen van de bloedglucoseconcentratie voorafgaande aan de inspanning. Het huidige advies is om daarvoor de hoeveelheid insuline bij de laatste maaltijd voor inspanning te verlagen. Een andere mogelijkheid zou kunnen zijn om extra koolhydraten voorafgaande of tijdens inspanning te nemen, omdat dit de stijging van catecholaminen kan afremmen waardoor de glucoseproductie minder zal stijgen. Hiervoor is echter nog maar beperkt bewijs bij gezonde sporters en ontbreken gegevens bij DM-I patiënten. Verder onderzoek moet uitwijzen of koolhydraatinname tijdens inspanning toepasbaar is bij de behandeling van inspanningsgerelateerde hyperglykemieën bij DM-I patiënten. Pagina 28

Pagina 30

Heeft u een jaarverslag, online publisher of digi spaarprogramma? Gebruik Online Touch: flyer online bladerbaar uitgeven.

Sport & Geneeskunde nummer 2 | April 2014 Lees publicatie 29Home


You need flash player to view this online publication