Verslag Moreel beraad in de sportmedische begeleiding Verslag van een sessie tijdens het VSG-congres te Ermelo op vrijdag 29 november 2013 Aanleiding: gesignaleerde belangenconflicten Commissie Anti-Dopingaanpak De Medisch Ethische Commissie (MEC) van de Vereniging voor Sportgeneeskunde organiseerde voor de vierde maal een discussiebijeenkomst tijdens het jaarlijkse VSG-congres. In de sessie van 2013 stond moreel beraad centraal. Maarten Koornneef, voorzitter van de MEC, heette de aanwezigen welkom. Hij lichtte toe dat de bevindingen uit het onderzoek van de Commissie Anti-Dopingaanpak naar de dopingcultuur in het Nederlandse wegwielrennen bij de heren een belangrijke aanleiding was om dieper in te gaan op belangenconflicten bij het begeleiden van sporters. In het eindrapport van die commissie1 wordt uiteengezet hoe (sport)artsen en soigneurs lange tijd opereerden als private apothekers. Medische begeleiding was lange tijd nauw verweven met dopinggebruik en de toelevering van dopingmiddelen. Hoewel er inmiddels een en ander veranderd lijkt te zijn, blijven sportartsen opereren in een medisch en moreel spanningsveld. In genoemd rapport van de Commissie Anti-Dopingaanpak wordt geschreven: “Ploegartsen hebben bovendien te maken met ethische dilemma’ s wanneer een oververmoeide renner vanuit gezondheidsoverwegingen beter af is met ondersteunende middelen. Dat geldt zeker wanneer er middelen bestaan waarbij met deskundig gebruik de gezondheidswinst groter is dan de gezondheidsschade. Dit geldt bijvoorbeeld voor EPO, dat, net als een hoogtestage of een verblijf in een hogedruktent, het aantal rode bloedcellen verhoogt. EPO werkt echter veel sneller en effectiever dan deze toegestane methoden.” Uit deze passage blijkt dat (sport)artsen in de praktijk moeten afwegen wanneer het toedienen van ondersteunende middelen gelegitimeerd is. Daarbij komt de vraag op hoe (sport)artsen die afweging en uiteindelijke beslissing nemen. Bespreken ze dergelijke medische en morele dilemma’s 38 Sport & Geneeskunde | april 2014 | nummer 2 met anderen? En leggen ze aan iemand verantwoording af over hun beslissing? In het rapport worden diverse aanbevelingen gedaan over de organisatie, werkwijze en positionering van de medische begeleiding. Vooral de heldere afbakening van verantwoordelijkheden is daarbij van belang. De medische begeleider zou primair verantwoordelijk moeten zijn voor de sporter, en niet voor de resultaten van de ploeg. Maar kunnen daar heldere afspraken over gemaakt worden? Met welke belangen heeft de sportarts nog meer te maken? En is de gewenste onafhankelijkheid van de medische begeleiding bij het wielrennen vergelijkbaar met die in andere sporten? Zijn er richtlijnen te formuleren die voor alle (para)medische begeleiders binnen de sport kunnen gelden? Wie controleert een eventuele naleving van een gedragscode? Wanneer die richtlijnen niet toereikend zijn, is er dan wel overleg mogelijk tussen betrokkenen en collega professionals? Bestaan er wel goede overlegstructuren om medisch ethische dilemma’s te kunnen bespreken, zonder dat die begeleiding direct in de beklaagdenbank komt te staan? In het rapport wordt gesproken over het stimuleren van structurele uitwisseling van kennis en ervaringen, deskundigheidsbevordering en belangenbehartiging. Hierdoor zou ook de mogelijkheid moeten worden gecreëerd voor artsen en paramedici om elkaar onderling te kunnen aanspreken op ongewenst gedrag. Maar hoe wordt zoiets georganiseerd? En wat betekent dat eigenlijk: elkaar aanspreken op ongewenst gedrag? Om deze vragen van een richtinggevend antwoord te voorzien nam de MEC het initiatief om uit te proberen of moreel beraad een geschikte methode is om evenwichtig om te gaan met belangenconflicten bij het begeleiden van sporters. Binnen de gezondheidszorg worden steeds vaker morele beraden gehouden waarbij betrokkenen uit verschillende disciplines met elkaar ethische dilemma’s bespreken naar aanleiding van een casus uit de praktijk.2 Pagina 37

Pagina 39

Heeft u een lesboek, digi brochure of e-gebruiksaanwijzingen? Gebruik Online Touch: drukwerk bladerbaar maken.

Sport & Geneeskunde nummer 2 | April 2014 Lees publicatie 29Home


You need flash player to view this online publication