Sportmedische praktijk sarcomen kunnen ontstaan. Bij patiënten met HME wordt maligne transformatie gezien in 3-25% van het aantal patiënten.5 Röntgenfoto’s, CT-scans, Magnetic Resonance Imaging (MRI), echografie en botscans kunnen worden gebruikt om bottumoren te lokaliseren en om de kenmerken van een maligniteit te evalueren.1,5 Op een röntgenfoto kan een gesteelde of brede laesie worden gezien als uitbreiding van de corticale en medullaire component van het bot. Bij groeiactiviteit van de botmatrix kan er een kraakbeenkap over de tumor worden gezien. Met behulp van MRI kan het kraakbeenkapsel duidelijker worden gedetecteerd.1 scan kan nuttig zijn om de uitbreiding van de mergholte en de cortex van het oorspronkelijke bot in het benige gedeelte een bottumor te beoordelen.1 Continue uitbreiding van de mergholte en cortex van oorspronkelijk bot wordt gezien bij osteochondromen. Andere bottumoren, zoals parosteale osteosarcomen, periostale chondrosarcomen en periostale chondromen groeien vanuit het oppervlak van het bot of infiltreren secundair in het beenmerg.1 Echografie kan worden gebruikt om de dikte van het kraakbeenkapsel te meten. Botscans kunnen nuttig zijn om meerdere laesies uit te sluiten.1 Tekenen van maligne transformatie die bij beeldvorming kunnen worden gezien zijn tumoren die groeien vanuit het kraakbeenkapsel met een onregelmatig calcificatie patroon, onderbreking van het kraakbeenkapsel, een dikte van het kapsel van meer dan 1,5-2,0 cm in een volgroeid skelet en afbraak van de ossale component.1 In de casus werd op de röntgenfoto’s een atypische locatie van de laesie gezien. Om maligne transformatie uit te sluiten werden een CT-scan, botscan en laboratorium onderzoek verricht. De kraakbeenkap werd niet aangetoond op röntgenfoto en CT (figuur 1 & 2). Op de botscan werd geen verhoogde activiteit in de kraakbeenkap gezien. Aangezien er geen sprake was van maligne kenmerken werd in overleg afgezien van verdere beeldvorming. Patiënt werd geopereerd onder de werkdiagnose reactieve botvorming. Met behulp van pathologisch onderzoek kon een maligniteit worden uitgesloten. Tevens was het pathologisch beeld niet suggestief voor een osteochondroom. Naast een osteochondroom werd gedacht aan een reactieve botlaesie vanwege de sportieve achtergrond van patiënt. Microscopisch wordt bij een enthesofyt een afwijkende botvorming gezien met het cellulaire beeld van fysiologisch groeiend bot.7,11 De cellen van het gecalcificeerde fibreuze kraakbeen van een traction spur zijn meestal niet rechtlijnig of gehypertrofieerd, en er wordt geen vasculaire uitgewaaierde 26 Sport & Geneeskunde | juli 2014 | nummer 3 bloedvoorziening gezien zoals bij de enchondrale ossificatie.7,11 In onze casus werd in beide gevallen bij microscopisch onderzoek celrijk botweefsel met celarm collageneus peesweefsel en enig dwarsgestreept spier- en vetweefel gezien. Aan de hand van deze bevindingen werd een traction spur als diagnose gesteld. Vanwege de posterolaterale locatie van de tumor in deze casus lijkt een traction spur veroorzaakt door de korte kop van de m. biceps femoris het meest waarschijnlijk. Een CTResecties van traction spurs bij patiënten met een volgroeid skelet worden meestal niet verricht, omdat de meeste tumoren asymptomatisch zijn. Asymptomatische laesies kunnen conservatief worden behandeld. Indicaties voor chirurgische behandeling van solitaire botlaesies zijn cosmetische belemmering, pijn, groei, compressie van zenuwen of bloedvaten, functiebeperking, tumorfracturen en tekenen van maligne transformatie.12,13 Een complete resectie van het kraakbeenkapsel en perichondrium is van cruciaal belang om een recidief te voorkomen. Als dit zorgvuldig wordt uitgevoerd zijn recidieven zeldzaam.5 In deze casus werd vanwege de gemakkelijke excisie van de traction spur verondersteld dat de tumor en het omliggende weefsel volledig waren verwijderd. Er was geen bewijs voor een recidief tijdens de eerste periode van de follow-up. Zes jaar na de operatie presenteerde de patiënt zich met dezelfde klachten en op de röntgenfoto’s werd een lokaal recidief gezien. Re-excisie van de botuitbouw was geïndiceerd vanwege de pijn en het opnieuw ontstaan van een eerder verwijderde laesie, aangezien dit risicofactoren zijn voor maligne ontaarding.1 Over de recidiefkans van een traction spur is zeer weinig bekend. We kunnen niet uitsluiten dat onvolledige resectie van de initiële laesie tijdens de eerste operatie mogelijk heeft geleid tot een lokaal recidief. Conclusie Traction spurs kunnen zich presenteren met aspecifieke symptomen, op atypische locaties en met recidieven zonder dat er sprake is van maligne transformatie en behoeven in sommige gevallen een operatieve behandeling. Referenties 1. Davies AM, James SLJ. Imaging of Bone Tumors and Tumor-Like Lesions: Techniques and Applications. Berlin, Germany: Springer, 2009. 2. Hussain W, Avedian R, Terry M, Peabody T. Solitary osteochondroma of the proximal femur and femoral acetabular impingement. Orthopedics 2010 Jan;33(1):51. Pagina 25

Pagina 27

Heeft u een onderwijs catalogus, blue berry of internet relatiemagazines? Gebruik Online Touch: mailing naar een digitale publicatie converteren.

Sport & Geneeskunde nummer 3 | juli 2014 Lees publicatie 32Home


You need flash player to view this online publication