Wetenschappelijk onderzoek e het totaal aantal uren besteed aan voetbal. De expositie van amateurs en profs is met elkaar vergeleken middels een t-test. Vanwege de niet-normale verdeling is sportverzuim gepresenteerd als range, gemiddelde en mediaan. Resultaten Gedurende het seizoen 2009-2010 zijn 673 voetballers gevolgd waarvan 456 amateurs en 217 profs. Hun baselinekarakteristieken zijn: leeftijd 24,7±4,2 jaar; lengte 1,8±0,06 meter; gewicht 78,3±7,5; BMI 23,3±4,2. De amateurs hadden gemiddeld 17,5 (±4,5) jaar voetbalervaring, terwijl de profs gemiddeld 6,3 (±4,2) jaar professioneel voetbal speelden. De spelers besteedden gezamenlijk ruim 90.000 uren aan voetbal (72.530 trainingsuren en 17.916 wedstrijduren). De expositie verschilde significant tussen profs en amateurs (p<0,01). De profs besteedden 44.252 uren aan voetbal (31.518 trainingsuren; 12.734 wedstrijduren) in vergelijking met 46.194 uren bij de amateurs (41.012 trainingsuren; 5.182 wedstrijduren). In één voetbalseizoen bedroeg de gemiddelde expositie voor de profs 213 uren per speler en voor de amateurs was dit 97 uren per speler (p<0,01). In totaal zijn van 410 spelers (61%) blessures geregistreerd; gedurende het seizoen raakte 62,7% van de profs (n=136) en 60,1% van de amateurs (n=274) geblesseerd. De voetballers liepen gezamenlijk in totaal 710 blessures op, gemiddeld 1,7 blessures per speler. De blessures werden vooral tijdens wedstrijden opgelopen (60%) en in mindere mate tijdens trainingen (35%; van 5% was het ontstaansmoment niet duidelijk). De totale blessure-incidentie was 7,8 (95% BI: 7,3–8,4) blessures per 1000 voetbaluren. De incidentie tijdens trainingen was 3,3 (2,9–3,7) en tijdens wedstrijden 24,0 (21,8–26,4) blessures per 1000 uren voetbal. In Figuur 1 is weergegeven welke lichaamsdelen geblesseerd raakten. Knie, bovenbeen (achterzijde) en enkel raakten het vaakst geblesseerd. In Figuur 2 zijn alle diagnoses weergegeven. Gewricht-/bandletsel, spier-/peesletsel en kneuzingen kwamen het meest voor. Het blessureverzuim varieerde van 1 tot 752 dagen, met een gemiddelde van 29 dagen en een mediaan van 12 dagen. Bijna een kwart van de blessures (24%) duurde meer dan een maand. Vier spelers moesten hun carrière beëindigen vanwege een blessure (3 spelers vanwege een voorste kruisbandblessure en 1 vanwege een blessure aan Achillespees en kuitspier). Gedurende het seizoen zijn 125 knieblessures geregistreerd, 64 bij de amateurs en 61 bij de profs. Eén op de drie knieblessures ontstond tijdens de training. De overige knieblessures traden op bij wedstrijden (59%; van 7% is het ont8 Sport & Geneeskunde | juli 2014 | nummer 3 staansmoment niet duidelijk). De totale blessure-incidentie voor knieblessures was 1,4 (95% BI: 1,2–1,6) per 1000 voetbaluren: 0,6 (0,4–0,8) voor trainingen en 4,1 (3,3–5,2) voor wedstrijden. Van de wedstrijdblessures is in Figuur 3 weergegeven welke positie de geblesseerde speler op dat moment innam. De bijbehorende blessure-incidenties zijn 0,4 (0,2–0,9) voor keepers; 1,2 (0,8–1,8) voor verdedigers; 1,5 (1,0–2,1) voor middenvelders; 0,9 (0,5–1,5) voor aanvallers. Drie kwart van de knieblessures ontstond acuut. Het ging in 10% (n=13) van de gevallen om recidiverende klachten. Hiervan ontstond meer dan de helft binnen 2 maanden na terugkeer op het veld (54%). De knieblessures hebben in verhouding met de andere blessures een langere herstelduur, variërend van 2 tot 357 dagen met een gemiddelde van 49 dagen en een mediaan van 16 dagen. In Figuur 4 zijn de algemene blessuretypen van de knieletsels weergegeven (n=125). Bijdragende factoren voor het optreden van knieblessures waren (meerdere antwoorden mogelijk): contact met speler (44,8%), verstappen/verdraaien (26,4%), aanzetten/neerkomen bij sprong (14,4%), wenden/keren (11,2%) contact met bal (11,2%), val (8,0%), schieten van de bal (7,2%), conditie speelveld (7,2%), spelen op kunstgras (6,4%). Ruim zes op de tien knieblessures werd (para)medisch behandeld (63%). In Tabel 1 zijn de behandelaars van de knieblessures (n=125) weergegeven. De behandelaars van een knieblessure waren verschillend voor amateurs en profs (p<0,001), zoals ook te zien is in Tabel 1. Bij 29% van de knieblessures had de voetballer last van restklachten (vooral pijn, maar ook zwelling, krachtvermindering en/of instabiliteit) bij terugkeer van een knieblessure op het sportveld. Met betrekking tot het herstel van de amateurvoetballers is tevens gevraagd naar aanvullende diagnostiek, ziekenhuisopname en werk- of schoolverzuim. Bij 17% van de knieblessures vond aanvullende diagnostiek plaats en bij 14% van de knieblessures was een ziekenhuisopname noodzakelijk. De diagnostiek werd gespecificeerd als MRI-scan (7x), röntgenfoto (3x) en CT-scan (2x). Ruim één op de tien blessures resulteerde in werk- of schoolverzuim (11%). Discussie Het doel van dit onderzoek was ten eerste om meer inzicht te krijgen in de incidentie en kenmerken van voetbalblessures bij mannelijke voetballers uit de Nederlandse eredivisie en 1ste klasse van het amateurvoetbal. Ten tweede is specifiek in kaart gebracht wat de blessurekenmerken (onder andere incidentie, diagnose en bijdragende factoren) Pagina 7
Pagina 9Voor club bladen, online onderwijsmagazines en boeken zie het Online Touch online publisher CMS systeem. Met de mogelijkheid voor een web winkel in uw PDF-en.
Sport & Geneeskunde nummer 3 | juli 2014 Lees publicatie 32Home