dag 1 // donderdag 27 november 2014 Vrije voordrachten sessie A2 G. Reurink, E. Almusa, G.J. Goudswaard, J.L. Tol, B. Hamilton, M.H. Moen, A. Weir, J.A.N. Verhaar & M. Maas Donderdag 27 november – 12.15 uur – sessie A2 – Geen associatie tussen fibrose op MRI bij sportterugkeer en hamstring recidiefblessures Geen associatie tussen fibrose op MRI bij sportterugkeer en hamstring recidiefblessures Inleiding Het recidiefpercentage van acute hamstringblessures is hoog, met in de literatuur gerapporteerde percentages tussen de 14 en 63 procent binnen één jaar na sportterugkeer. Een recidiefblessure is meestal ernstiger, met een langere herstelduur. De formatie van fibrotisch littekenweefsel wordt veelal genoemd als een belangrijke predisponerende factor voor een recidiefblessure. Er is echter geen bewijs uit klinisch onderzoek dat dit bevestigt. In een eerdere studie vonden we dat bij 42 procent van de atleten die hersteld waren van een hamstringblessure fibrose zichtbaar was op MRI. Doelstelling van deze innovatieve studie is het bepalen van de associatie tussen fibrose op MRI bij atleten die hersteld zijn van een acute hamstringblessure en het risico op recidiefblessures. Methode Voor deze prospectieve studie includeerden we in vier sportmedische centra 108 sporters met op MRI bevestigde acute hamstringblessures. Binnen één week van sportterugkeer werd een tweede MRI gemaakt. We beoordeelden de aanwezigheid en grootte van de fibrose op MRI. Gedurende één jaar follow-up noteerden we de recidiefblessures. De associatie tussen de aanwezigheid van fibrose en het recidiefblessurerisico analyseerden we met een Cox proportional-hazards model. Deze studie is onderdeel van twee grotere gerandomiseerd gecontroleerde trials. Resultaten De MRI’s van de initiële blessure lieten 45 (43%) graad 1- en 63 (57%) graad 2-blessures zien. De mediane tijd tot sportterugkeer was dertig dagen (interkwartiel range 22-42). Bij sportterugkeer hadden 41 (38%) sporters fibrose op de MRI met een mediaan volume van 1,5 cm3 (interkwartiel range 1,5-3,9). In zowel de groep sporters met fibrose als de groep zonder fibrose liep 24 procent een recidiefblessure op in de één jaar follow-upperiode. Dit resulteerde in een hazard ratio van 0.95 (95% betrouwbaarheidsinterval, 0,43-2,1: p=0.898). Conclusie Fibrose op MRI ten tijde van sportterugkeer na een hamstringblessure komt vaak voor, maar geeft geen verhoogde kans op een recidiefblessure. Discussie en aanbevelingen Deze bevinding is klinisch relevant, omdat fibrose veelvuldig gezien wordt op MRI bij sportterugkeer en er algemeen gedacht werd dat het een belangrijke predisponerende factor is voor het hoge aantal recidiefblessures. Een MRI maken na herstel van een hamstringblessure om fibrose te detecteren met het oog op risicoschatting voor recidiefblessures heeft derhalve geen meerwaarde en wordt niet aanbevolen voor de klinische praktijk. 22 10e Sportmedisch Wetenschappelijk Jaarcongres Pagina 23

Pagina 25

Voor vaktijdschriften, online kranten en rapporten zie het Online Touch beheersysteem systeem. Met de mogelijkheid voor een webshop in uw uitgaves.

VSG Abstractboek 2014 Lees publicatie 37Home


You need flash player to view this online publication