andere patiënten met een lichamelijke beperking’. De overgrote meerderheid (85%) doet aan sport om fit te blijven (zie figuur). ‘Sporten was noodzakelijk om mijn werk goed te doen en vol te houden’, schrijft een nu gepensioneerde huisarts. Bijna de helft (47%) sport om er goed uit te zien – vrouwen méér dan mannen, en jongeren méér dan ouderen. 38 procent ziet sport als de beste manier om af te vallen – mannen evenzeer als vrouwen, maar ouderen minder dan dertigers. Bijna 40 procent heeft de ambitie om steeds beter te worden, maar die ambitie neemt met de leeftijd af. Een iets grotere groep (45%) sport vooral vanwege de gezelligheid: mannen aanzienlijk méér dan vrouwen. Een jonge huisarts heeft het er maar druk mee: ‘Ik ren voor mijn conditie en om calorieën weg te houden, ik aerobic voor lenigheid en een goed figuur, ik tennis voor het spel en de gezelligheid en wielren omdat mijn man daar dol op is.’ Prestatiebevorderende middelen Een enquête over sport kan niet zonder een vraag naar mogelijk gebruik van middelen om de prestaties te verbeteren. Slechts drie procent van de respondenten geeft dat van zichzelf toe. Onder hen één arts die anabolen noemt en elf die creatine, whey-poeder en andere voedingssupplementen gebruiken. Verder gaat het om middelen als Redbull, Coca Cola, ‘liters koffie’ of zelfs ‘seks voor een wedstrijd’. De helft van de artsen heeft wel eens vermoed of geweten dat een patiënt pepmiddelen gebruikte – meestal anabole steroiden. 54 artsen (2%) hebben wel eens prestatie bevorderende middelen voorgeschreven. Bij minder dan de helft van hen gaat het om medisch gebruik van middelen die op de dopinglijst staan, zoals epo bij renale anemie en methylfenidaat bij adhd of in de terminale fase. Dertien artsen melden het voorschrijven van testosteron, methylfenidaat, epo of anabole steroïden zonder nadere toelichting. Of dat is gebeurd om sportprestaties te verbeteren, valt niet te achterhalen. Gezondheidsproblemen Zeven op de tien respondenten zien bij patiënten wel eens gezondheidsproblemen die het gevolg zijn van sporten. Vanzelfsprekend melden vooral huisartsen (98%) dergelijke problemen, gevolgd door sociaal geneeskundigen (73%), medisch specialisten (65%), en specialisten ouderengeneeskunde (23%). Veruit de meeste artsen zien vooral sportgerelateerde problemen die musculoskeletaal van aard zijn: blessures van knie, enkel, rug en schouder. Cardiovasculaire (‘vaatproblemen na chronisch steroïdegebruik’), psychische (‘hoofdpijn bij kinderen die gescout worden voor hockey of voetbal’) en Bijna de helft sport om er goed uit te zien Tabel 1. De door artsen meest beoefende sporten totaal 1984 1. hardlopen 2. vrijetijdssport (aerobics, fitness e.d.) 3. wielersport (wielrennen, mountainbiken) 4. tennis 5. zwemmen 6. golf 7. hockey 8. (zaal)voetbal 9. volleybal 10. squash 11. vecht- of verdedigingssport 12. korfbal 40 34 23 16 13 12 6 3 2 2 2 1 man 938* 35 27 32 18 10 17 7 5 3 3 2 1 vrouw 923* 45 40 15 15 15 5 6 1 1 1 2 1 * Niet alle respondenten hebben hun geslacht vermeld. De tabel geeft percentages weer van het bovenaan vermelde aantal. Er kon meer dan één sport worden aangeven. huisarts 514 47 27 24 19 12 10 7 2 2 2 2 0 med. spec. 506 43 32 29 16 12 16 7 3 2 1 3 1 nummer 2 | juli 2015 | Sport & Geneeskunde 37 Pagina 36

Pagina 38

Voor drukwerk, online clubmagazines en flyers zie het Online Touch CMS beheersysteem systeem. Met de mogelijkheid voor een online winkel in uw clubmagazines.

Sport & Geneeskunde nummer 2 | juli 2015 Lees publicatie 49Home


You need flash player to view this online publication