Tabel 2: Gemiddelde (minimum en maximum) en standaard deviatie (SD) van leeftijd, gewicht, lengte en Body Mass Index (BMI) van de schaatsers. Variabelen Gewicht (kg) Lengte (cm) BMI (kg/m²) Schaatsers man (n = 37) Leeftijd (jaar) 18 (15 - 23) SD: 1,8 72 (59 – 85) SD: 6,8 182 (167 – 197) SD: 6,8 22 (19 – 24) SD: 1,3 Schaatsers vrouw (n = 38) 18 (14 - 25) SD: 2,5 61 (47 - 73) SD: 5,9 172 (164 – 186) SD: 5,3 21 (17 – 26) SD: 1,8 Schaatsers totaal (n = 75) 18 (14 – 25) SD: 2,1 67 (47 – 85) SD: 8,4 177 (164 – 197) SD: 8,1 21 (17 – 26) SD: 1,6 Tabel 3: Gemiddelde (minimum en maximum) en standaard deviatie (SD) van de 12-maands prevalentie van lage rugklachten, ernst van de rugklachten tijdens de laatste episode, uitstraling van de pijn, regelmatig of altijd beperkt in prestaties en bezoek aan (para)medicus. Variabelen 12 –maands prevalentie (%) Ernst rugklachten tijdens de laatste episode (0-10) Uitstraling van de pijn onafhankelijk van de regio (%) Beperkt in prestaties (%) Bezoek (para)medicus (%) Schaatsers man (n = 37) Schaatsers vrouw (n = 38) Schaatsers totaal (n = 75) 54% (20/37) 66% (25/38) 5 (1 – 9) SD: 2,6 18% 5% (1/20) 40% (8/20) 4 (1 – 9) SD: 1,8 36% 8% (2/25) 48% (12/25) 60% (45/75) 4 (1 – 9) SD: 2,2 28% 7% (3/45) 44% (20/45) bracht een bezoek aan een (para)medicus voor hun lage rugklachten: 40% (8/20) van de mannen en 48% (12/25) van vrouwen. Relatie tussen zelfgerapporteerde factoren en lage rugklachten Schaatsers met lage rugklachten (18 jaar) waren gemiddeld 1 jaar ouder dan schaatsers zonder lage rugklachten (17 jaar) (OR=1,4; 95%BI 1,1-1,9) (tabel 4). Het gemiddelde aantal trainingsuren voor schaatsers met lage rugklachten (16,6 uur per week) was 5 uur hoger per week dan het gemiddelde aantal trainingsuren voor schaatsers zonder rugklachten (11,5 uur per week) (OR=1,1; 95%BI 1,0-1,2). De gemiddelde duur van de warming-up was voor schaatsers met lage rugklachten (30 minuten) 8 minuten langer dan voor schaatser zonder lage rugklachten (22 minuten) (OR=1,1; 95%BI 1,0-1,1). Schaatsers met lage rugklachten doen vaker Pilates oefeningen (82% (14/17)) dan schaatsers zonder lage rugklachten (53% (31/58)) (OR=4,1; 95% BI 1,115,7; ja versus nee). Er is geen verband gevonden tussen geslacht, BMI, specialisatie (500, 1000, 1500, 3000 en 5000 meter), werk, fysieke zwaarte van het werk, tevredenheid over eigen prestaties en teamprestaties, tevredenheid over begeleiding, cooling-down, de ondergrond bij het hardlopen, het aantal wedstrijden per maand, aantal jaar schaatservaring, corestability, krachttraining, hardlopen, duurtraining, sprinttraining, coördinatietraining, elastiektraining, fietsen, sprongtraining, skeeleren, short-tracktraining en valpartijen en het vóórkomen van lage rugklachten in de afgelopen 12 maanden. Preventie In de vragenlijst werd ook gevraagd wat schaatsers zelf doen aan preventie. Core-stability werd het meest genoemd (17/68 schaatsers, 25%), samen met buikspiertraining (17/68 schaatsers, 25%), en gevolgd door rekken (13/68, 19%). Discussie Prevalentie De 12-maands prevalentie van lage rugklachten onder jonge topschaatsers was 60%. Wanneer deze prevalentie van lage rugklachten wordt vergeleken met de 12-maands prevalenties uit andere studies, dan blijkt deze twee- tot driemaal zo hoog te zijn in vergelijking met de algemene nummer 1 | maart 2012 | Sport & Geneeskunde 15 Pagina 14

Pagina 16

Scoor meer met een e-commerce shop in uw flyers. Velen gingen u voor en publiceerden studiegidsen online.

Sport & Geneeskunde nummer 1 | maart 2012 Lees publicatie 10Home


You need flash player to view this online publication