kunnen worden), een noodzakelijke basis voor talentontwikkeling. Alle kinderen moeten minimaal twee uur per week lichamelijke opvoeding (gymles) krijgen van een daartoe bevoegde (vak) docent. Op dit moment hebben veertig procent van de scholen in het primair onderwijs geen vakdocent in dienst voor bewegingsonderwijs. 3. Sportplekken op loopafstand beschikbaar Afstand mag geen belemmering zijn om te kunnen sporten. Kinderen moeten in hun eigen buurt kunnen sporten. Dat kan bij de sportvereniging zijn, maar ook het schoolplein als sportplein of het veldje in de wijk. Voor jongeren in het voortgezet onderwijs verandert prioriteit voor sport. Sporten op en rondom school zorgt voor minder overgangen in het dagritme van jongeren en is zo een kansrijke oplossing om jongeren te blijven binden en boeien met sport. 4. Sportzappen boeit en bindt Om kinderen een sport te laten ontdekken die ze leuk vinden, is het belangrijk dat kinderen tot hun twaalfde een breed scala aan sporten kunnen uitproberen. De sleutel daarvoor ligt in een divers sportaanbod op en rondom school. Zappgedrag hoort bij de zoektocht naar een passende SPORT & ONDERWIJS | 167 sport. Dat vraagt naast een fl exibele opstelling van sportaanbieders om een structureel aanbod, in een vorm die aansluit bij die zappbehoefte. 5. De jeugdcoach heeft oog voor FUNdamentals De ideale jeugdsportcoach handelt in the child’s best interest: hij moet niet alleen de fundamentals aanbieden: de bewegings- en spelvormen van de tak van sport, passend bij de ontwikkeling van kinderen. Hij moet hierbij fun voorop stellen. Jeugdsport vraagt trainers die de taal van jongeren spreken en waar jongeren echt wat van kunnen leren. Gerda Op het Veld, Jeugd, sport en onderwijs NOC*NSF Pagina 166

Pagina 168

Heeft u een magazine, uniflip of digitale cursussen? Gebruik Online Touch: clubmagazine online publiceren.

E-zine Sport & Onderwijs NOC*NSF Lees publicatie 13Home


You need flash player to view this online publication