Casus Een 35-jarige handbalster presenteerde zich in september 2007 bij de orthopeed met als hoofdklacht posterolaterale kniepijn links. De MRI-scan toonde een laterale meniscuslaesie, waarvoor arthroscopisch een partiële laterale meniscectomie werd verricht. Hierbij werd er tevens een chondropathie graad I gevonden. Ondanks fysiotherapie bleven de klachten bestaan. Patiënte klaagde over pijn in de laterale knieholte, die verergerde bij het buigen en strekken van de knie. Daarnaast ontwikkelde er zich na belasting nog steeds een hydrops van de knie. Dit beperkte patiënte in haar algemene dagelijkse levensverrichtingen en in haar mogelijkheid om te sporten. Patiënte werd voor nadere analyse verwezen naar de sportarts. Laatstgenoemde stelde bij lichamelijk onderzoek een vaste en heftig drukpijnlijke spoelvormige zwelling in de posterolaterale hoek van de linker knie vast. Deze zwelling was meer prominent in extensie en verdween in flexie. De flexie was beperkt met een verend eindgevoel en veroorzaakte pijn over de laterale gewrichtsspleet. Vanwege onduidelijkheid over de diagnose werd er een diagnostische injectie met lidocaïne verricht. Er werd ‘blind’ geïnjecteerd ter hoogte van de spoelvormige zwelling. De injectie gaf geen overtuigende pijnverlichting. Aanvullend werd er een technetium botscan vervaardigd. Deze liet een diffuus verhoogde activiteit rondom het linker kniegewricht zien (figuur 1). Vanwege de verdenking op intra-articulaire pathologie werd patiënte terugverwezen naar de orthopeed. Deze verrichtte in 2008 twee keer een rescopie van haar linker knie. Hierbij werden achtereenvolgens een nettoyage en een partiële achterhoornresectie van de resterende laterale meniscus uitgevoerd. In september 2009 presenteerde patiënte zich wederom met dezelfde persisterende klachten van de laterale knieholte bij een collega sportarts. Bij lichamelijk onderzoek was zowel de flexie, waarbij er een gevoel van inklemming en acute pijn ontstond, als de (hyper-)extensie pijnlijk. Er werd intensief getracht de knieholte (proximale gedeelte musculus gastrocnemius/popliteus) uit te masseren, echter zonder effect. Onder verdenking van een cyste werd er echografisch onderzoek ingezet. De echobeelden toonden een hyperechogene structuur ter hoogte van de pijn in de posterolaterale hoek, passend bij de fabella (figuur 2) die op de eerder vervaardigde röntgenfoto (figuur 3) en MRIscan (figuur 4) ook werd gezien. Lichte druk met de probe zorgde voor compressie van de fabella tegen de laterale femurcondyl en veroorzaakte de herkenbare intense pijn. In verband met de zwangerschap van patiënte werd besloFiguur 1. Botscan (late fase). Diffuus verhoogde activiteit rondom het linker kniegewricht. Geen overtuigende verhoogde uptake ter hoogte van de fabella. Figuur 2. Echo van de linker knie. Hierop is goed de relatie van de fabella (►) ten opzichte van de laterale femurcondyl (●) en de musculus gastrocnemius (♦) te zien (A = transversale opname, B = sagittale opname). Figuur 3. Laterale röntgenopname van de linker knie. De fabella is met een pijl aangegeven. nummer 3 | juli 2013 | Sport & Geneeskunde 21 Pagina 20

Pagina 22

Scoor meer met een webwinkel in uw nieuwsbrieven. Velen gingen u voor en publiceerden whitepapers online.

Sport & Geneeskunde nummer 3 | Juli 2013 Lees publicatie 24Home


You need flash player to view this online publication