Verslag om sportmedische begeleiding te verzorgen binnen de vechtsport. Zelf heeft hij veel ervaring met tal van vechtsporten. Een aantal varianten heeft hij op hoog niveau beoefend. Daarnaast heeft hij ook ervaring met sportmedische begeleiding bij diverse nationale en internationale kampioenschappen van diverse vechtsporten zoals judo, eskrima en knife fighting, boksen en kyokushin karate. Zijn rol als begeleidend arts is hierbij altijd een neutrale en adviserende geweest. Vechtsporten bestaan al heel lang en dienen in de oorsprong als basis voor vele sporten. Er zijn veel beoefenaars van vechtsporten en de lijst van de diverse varianten is haast oneindig. Ieder volk, cultuur of land heeft zijn eigen vechtsystemen. Volgens de spreker wordt de maatschappelijke relevantie van de vechtsport hiermee bevestigd. Van der Veen werpt de vraag op wat de rol van (sport) artsen hierbij zou moeten zijn. Mogen zij ingaan op verzoeken van vechtsporters om medische begeleiding of moeten zij dat? Hij kijkt daarbij naar de artseneed (zie tabel 3) op grond waarvan de (sport)arts de morele plicht heeft om medische begeleiding te bieden en daarmee een essentiële rol heeft bij vechtsporten. De taak van de sportarts is om de gezondheidsrisico’s van de sporter zoveel mogelijk te beperken binnen de grenzen van de wens van de sporter. Daarnaast is het de taak van de (sport)arts om de sporter, maar ook de trainer en/of coach, zo goed mogelijk te informeren over de gezondheidsrisico’s. Uiteindelijk is de sporter zelf eindverantwoordelijke, mits voldoende geïnformeerd. Tabel 3. Nederlandse Artseneed Nederlandse artseneed (2003) Ik zweer/beloof dat ik de geneeskunst zo goed als ik kan zal uitoefenen ten dienste van mijn medemens. Ik zal zorgen voor zieken, gezondheid bevorderen en lijden verlichten. Ik stel het belang van de patiënt voorop en eerbiedig zijn opvattingen. Ik zal aan de patiënt geen schade doen. Ik luister en zal hem goed inlichten. Ik zal geheim houden wat mij is toevertrouwd. Ik zal de geneeskundige kennis van mijzelf en anderen bevorderen. Ik erken de grenzen van mijn mogelijkheden. Ik zal mij open en toetsbaar opstellen. Ik ken mijn verantwoordelijkheid voor de samenleving en zal de beschikbaarheid en toegankelijkheid van de gezondheidszorg bevorderen. Ik maak geen misbruik van mijn medische kennis, ook niet onder druk. Ik zal zo het beroep van arts in ere houden. Dat beloof ik of Zo waarlijk helpe mij God* almachtig. En wat levert het op als medische begeleiding wordt geweigerd door de (sport)arts? Het weigeren van medische begeleiding zal geen effect hebben op de populariteit van de sport. De sport zal niet verdwijnen of minder beoefend worden. Ook volgens Van der Veen bestaat het gevaar dat de sport zal verschuiven naar de illegaliteit. In dat geval is er geen controle en/of invloed meer op de veiligheid van de sport en sporter. En waar liggen de grenzen om sportmedische begeleiding te weigeren voor de vele varianten van vechtsporten? Zelfs binnen een sport zijn er varianten met full contact, semi contact en ‘een beetje’ full contact. Hoe ga je daar mee om? Tot slot zou, volgens de spreker, het gelijkheidsbeginsel kunnen worden toegepast. In de Nederlandse grondwet is het gelijkheidsbeginsel verankerd in artikel 1: “Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.” Dit beginsel doortrekkend naar de sportmedische begeleiding zou betekenen dat een arts elke sporter gelijk moet behandelen, ook al is het sporter die een sport beoefent waar de arts zelf niet achterstaat. De derde spreker was Ron Welters, sportfilosoof verbonden aan de Radboud Universiteit Nijmegen. De (sport)arts staat voor het dilemma om boksen categorisch af te wijzen of toch maar medisch te begeleiden om schade te beperken. De leer van het dubbele effect grijpt hierop aan: handelingen (boksen) kunnen naast een goed gevolg (wedstrijd winnen) tegelijkertijd ook een slecht gevolg (schade toebrengen) hebben. De leer van het dubbele effect richt zich vooral op de vraag onder welke omstandigheden goede of kwade gevolgen kunnen worden getolereerd. Drie verschillende visies hierop kunnen worden gevormd vanuit de beginselethiek, gevolgenethiek en deugdethiek. In de beginselethiek wordt beoordeeld welke handeling moreel juist is, ongeacht de feitelijke gevolgen. Men gaat uit van stelregels, normen en wetten waaraan je je dient te houden. Absoluut toepassen van een regel levert in de praktijk altijd een probleem op. Je zou kunnen stellen dat de regel is dat je een ander geen schade mag toebrengen, maar wat is schade en kun je dat van te voren weten? In de gevolgenethiek hangt de morele waarde van een handeling af van het resultaat: in hoeverre draagt de handeling bij aan het bevorderen van geluk voor zo veel mogelijk mensen? Je mag best iemand vermoorden als je daarmee een 16 Sport & Geneeskunde | november 2013 | nummer 5 Pagina 15

Pagina 17

Heeft u een artikel, pageflip of digi-club bladen? Gebruik Online Touch: gids online zetten.

Sport & Geneeskunde nummer 5 | November 2013 Lees publicatie 26Home


You need flash player to view this online publication