Pulmonologie den van inspanningsgeïnduceerde luchtwegobstructie.30,31 Rundell et al. hebben onderzoek gedaan naar het voorkomen van de bekendste symptomen van EIB (hoesten, piepen, benauwdheid en overtollig slijm) en de voorspellende waarde van EIB bij atleten.7 Hierbij kwam naar voren dat er op grond van klachten zowel een over- als een onderdiagnose van EIB ontstond. Dit toont aan dat een beleid voor EIB gestoeld op enkel de anamnese niet voldoende is. Figuur 3. Schematische weergave van de verhoudingen tussen indirecte en directe testen. Aangepast vanuit Joos et al.33 opgeklaard. Het lijkt zinvol om de blootstelling aan grote volumina koude en droge lucht te beperken. Extra trainingsuren op locatie om te ‘acclimatiseren’, of het gebruik van een klimaatkamer zijn daarbij wat betreft het voorkomen van EIB af te raden. Bij sporten in de schaatshal is het daarnaast van belang dat zij niet alleen koude lucht inhaleren maar ook de eventuele vervuiling in de lucht.27 Zeker bij het gebruik van door ethaan aangedreven dweilmachines kan de concentratie fijnstof in de lucht stijgen. Bij langebaanschaatsers, shorttrackers en ijshockeyers is het voorkomen van EIB (15-50%) dan ook hoger dan in de gemiddelde populatie (8-10%).28 Een causaal verband tussen blootstelling aan fijnstof en het voorkomen van EIB lijkt aannemelijk, maar is nog niet aangetoond. Diagnostiek In tegenstelling tot astma helpt een goed afgenomen anamnese bij EIB niet om de waarschijnlijkheidsdiagnose te stellen. Bij EIB is er een slechte relatie tussen klachten (EIA) en het optreden van luchtwegobstructie bij zowel kinderen als volwassenen.29 Dit geldt bij kinderen niet alleen in het geval van zelfgerapporteerde klachten, maar ook bij de relatie tussen dokter-gedianosticeerd EIB en het optre20 Sport & Geneeskunde | februari 2014 | nummer 1 Er is bij EIB behoefte aan een objectieve en betrouwbare test. Omdat EIB kan worden gezien als een uiting van bronchiale hyperreactiviteit (BHR) ligt het voor de hand om goed gestandaardiseerde BHR testen te overwegen bij het stellen van de diagnose. Daarbij kan gekozen worden voor zogenaamde directe en indirecte testen.32 Bij directe provocatietesten wordt in opklimmende dosering een prikkelende stof toegediend die direct de gladde spieren doet contraheren. De meest gebruikte mediatoren zijn histamine en methacholine. Daarbij veroorzaakt histamine niet alleen een contractie van gladde spiertjes maar brengt het lokaal ook een ontstekingsreactie op gang, reden waarom histamine tegenwoordig obsoleet is. Methacholine heeft een stuk minder bijwerkingen en heeft in Nederland ondertussen de voorkeur.33 Bij de indirecte provocatietesten worden de gladde spieren niet rechtstreeks geprikkeld, maar wordt eerst de luchtwegontsteking aangezwengeld waarbij ontstekingsstoffen vrijkomen die vervolgens de gladde spieren doen contraheren.32,33 is goed te begrijpen met figuur 2 en 3. Omdat EIB waarschijnlijk meer gekenmerkt wordt door luchtwegontsteking dan door gladde spiercelhypertrofie ligt het voor de hand om bij EIB te kiezen voor een indirecte BHR-test. Inderdaad is aangetoond dat de relatie tussen EIB en BHR voor metacholine zwak is.32 De meest voor de hand liggende indirecte test om BHR aan te tonen in het kader van EIB is uiteraard inspanning zelf. Deze gestandaardiseerde test dient uitgevoerd te worden onder de juiste klimatologische omstandigheden met voldoende hoge ademminuutvolumes.33 De inspanning moet dus intensief genoeg te zijn om hyperpneu te veroorzaken, maar de inspanning mag niet te intensief te zijn, omdat dit de gevoeligheid van de test vermindert. Aangeraden wordt om zonder warming up een inspanning op te leggen met een belasting tussen de 85 en 95% van de maximale hartslag gedurende 6 (kinderen) en 8 (volwassenen) minuten.33 deze inspanning ontstaat een ademminuutvolume dat volBij Het verschil tussen de directe en indirecte stimulus Pagina 19
Pagina 21Scoor meer met een webwinkel in uw artikelen. Velen gingen u voor en publiceerden uitgaves online.
Sport & Geneeskunde nummer 1 | Februari 2014 Lees publicatie 27Home