Overzichtsartikel mentatie van de echo in de eerste lijn. Algemeen gesproken kun je stellen dat fysiotherapeuten, huisartsen maar ook orthopedische chirurgen het diagnostisch gebruik van een echo prima kunnen leren maar moeten beseffen dat er een lange leercurve voor nodig is. Echografie kun je er niet even bij doen. De echograaf dient zich rekenschap te geven van de plaats die het vakgebied in fysiotherapeutisch proces inneemt. Hij moet de zin en onzin van radiologische onderzoeken in het geheel van het klinische traject afwegen. De opmars van de echografie confronteert de hulpverleners niet alleen kennistheoretisch maar ook op klinisch niveau met een paradox. Enerzijds heeft de fysiotherapeut inmiddels geleerd functioneel te behandelen en met participatiedoelen te werken (de patiënt betrekken bij zijn herstel en sporthervatting)en anderzijds loopt de fysiotherapeut het gevaar de belangstelling voor de echografie de biomedische ziektebenadering te verabsoluteren. Rechtvaardiging klinisch gebruik echografie? Om een nieuwe techniek optimaal te gebruiken is besef van de neveneffecten bij het handelen van de zorgverlener wenselijk. Uitgaande van een casus illustreren we hoe beeldtechnieken onze opvatting van ziekte en genezen kunnen veranderen en daarmee ook de relatie tussen therapeut en patiënt. Casus: Sporter vraagt echo om sneller weer fit te zijn “Een jongeman van 24 meldt zich via DTF Fysiotherapie met pijn in zijn lies/bovenbeen, gekregen tijdens het sporten. De fysiotherapeut constateert een spierruptuur waarvan het herstel 6 tot 8 weken zal vergen. De voetballer wil graag sporten en maakt zich ongerust. Hij heeft veel pijn. Het is zijn eerste forse blessure. De volgende dag belt de jonge sporter terug. Zijn verzorger heeft hij gesproken en die vraagt zich af waarom er geen echo is gemaakt. De verzorger kent nog wel een andere fysiotherapeut/echografist, waar hij dezelfde dag nog terecht kan. Na een goede uitleg zag de sporter af van het maken van een echo. ” Bij deze jonge sporter was het verrichte onderzoek, bestaande uit een anamnese en functieonderzoek, van de fysiotherapeut en overleg met huisarts duidelijk. De gevonden positieve bevindingen bij het functieonderzoek voor een partiële spierruptuur (contractiepijn en verlengingspijn waren evident aanwezig) gaven de fysiotherapeut voldoende houvast om een behandelbeleid in te stellen. Het gaf de speler voldoende vertrouwen. In geval van bovengenoemde casus had de inzet van de aanvullende diagnostiek geen toegevoegde waarde voor de behandeling. Het onderzoek 24 Sport & Geneeskunde | april 2014 | nummer 2 bevestigde de bevindingen uit het lichamelijk onderzoek en had het geen consequenties voor het beleid. Uiteraard is het gerechtvaardigd om vanuit een biomedisch referentie kader echo’s te maken. Met de sporter in de casus is afgesproken om bij stagnatie van het herstel eventueel een echo te maken. Zoektocht naar de witte raaf De casus laat naar voren komen hoe een techniek als echografie de relatie tussen behandelaar en patiënt kan beïnvloeden en nieuwe vaardigheden van de fysiotherapeut vraagt om hier mee om te gaan. Directe toegankelijke Fysiotherapie is een prima verworvenheid voor de fysiotherapie maar vraagt om een nieuwe verantwoordelijkheid, kennis en een hierbij behorende beroepsattitude om niet te veel mee te gaan in verzoeken van patiënt en omgeving om routinematig bijvoorbeeld een echografie in te zetten. Vanuit een biomedisch referentiekader verzamelt hij op systematische wijze informatie om een eventuele ziekte op te sporen en zoekt naar alarmsignalen, risicofactoren en prognostische factoren. Met een meer participatiegerichte benadering betrekt de behandelaar meer vanuit het referentiekader van de patiënt. Patiëntgerichtheid heeft dus betrekking op de mate waarin de fysiotherapeut zich bezighoudt met de vraag hoe patiënten klachten hanteren. De presentatie van de klacht door de patiënt drukt uit hoe hij zijn ziekte ervaart en hoe hij ermee omgaat. Zijn gedachten, gevoelens, ideeën, zorgen en verwachtingen, maar ook de beschikbare ‘mantelzorgers’ als trainers en verzorgers in het geval van de sporter uit de casus en eerdere ervaringen beïnvloeden hoe de patiënt met zijn ziekte omgaat.1 De fysiotherapeut zal moeten waken voor medicalisering door verabsolutering van een biomedische objectieve blik op het menselijk lichaam. Hij moet zich bewust zijn dat routinematig handelen, controle, gewoonte, verwachtingen van patiënten en verwijzers allemaal redenen zijn voor ongerichte diagnostiek en overdiagnostiek op zoek naar de witte raaf. In de reguliere praktijk van de fysiotherapeut is aanvullende diagnostiek niet altijd nodig. De fysiotherapeut zal moeten leren om te gaan met onzekerheden en het kunnen verantwoorden waarom aanvullend onderzoek achterwege wordt gelaten. Bij de begeleiding van topsporters zie je dat sportartsen, sportfysiotherapeuten en clubartsen onder de druk van spelersmakelaars, trainers maar ook van de topspelers zelf het gebruik van inzet van visualiseringtechnieken eisen om eenvoudige letsels te diagnosticeren. Eerst zien dan pas genezen is zeker in de topsport ten onrechte een eigen leven gaan leiden. Pagina 23
Pagina 25Voor publicaties, online spaarprogramma en edities zie het Online Touch content management system systeem. Met de mogelijkheid voor een web winkel in uw tijdschriften.
Sport & Geneeskunde nummer 2 | April 2014 Lees publicatie 29Home