ventrikeltachycardie, 3) plotse dood (< 45 jaar) in de familie, 4) type 1 Brugada ECG bij familieleden, 5) induceerbare ventrikeltachycardie of (6) anamnestische argumenten voor een cardiale origine van een syncope. Het type 1 ECG patroon kenmerkt zich door een opgetrokken J-punt van > 2 mm, een bolvormig ST-segment en een negatieve T-golf. Door de elektroden V1 en V2 één intercostaalruimte hoger te plakken dan normaal, kan de ST-elevatie soms beter zichtbaar gemaakt worden. Voor de configuratie van het type-2 en type-3 ECG patroon wordt verwezen naar figuur 2.4,5,6 Bovengenoemde ECG afwijkingen kunnen spontaan aanwezig zijn of na provocatie met natriumkanaal-blokkers, zoals flecaïnide of ajmaline. Zowel het type-2 als het type-3 ECG patroon is verdacht, maar is niet diagnostisch voor het Brugada syndroom. Indien het type-2 of het type-3 ECG patroon evolueert naar een type-1 ECG patroon na provocatie met natriumkanaal-blokkers en indien één van de hierboven genoemde verschijnselen aanwezig is, dan is er wel sprake van het Brugada syndroom. Een Brugada ECG is dus niet hetzelfde als een Brugada syndroom.4,5,6 De rol van medicamenten in de behandeling van het Brugada syndroom is beperkt. Geen enkel anti-aritmicum biedt volledige bescherming tegen ventrikelfibrilleren/ventrikeltachycardie en plotse dood. Medicijnen met een redelijke effectiviteit zijn kinidine en isoproterenol. Van verscheidene andere medicijnen is bekend dat ze ventriculaire tachyaritmieën juist kunnen uitlokken, voorbeelden hiervan zijn flecaïnide, propafenon en amitriptyline. Deze dienen dan ook vermeden te worden door patiënten met het Brugada syndroom. Een volledig overzicht van te vermijden medicamenten (en tevens een patiënten informatiebrief) is te vinden op de website www.brugadadrugs.org.4,6,8,9 De enige effectieve behandeling is een ICD-implantatie. Kort samengevat komt het neer op het volgende; alle symptomatische patiënten met een type 1 Brugada ECG komen in aanmerking voor een ICD-implantatie. Bij alle asymptomatische patiënten moet op basis van risicostratificatie (o.a. belaste familieanamnese) beoordeeld worden of er een indicatie bestaat voor een ICD-implantatie. Het stroomdiagram in figuur 3 kan hierbij als leidraad dienen.4,5,6 De aanvullende waarde van elektrofysiologisch onderzoek (EPS) hiervoor is echter discutabel.8 Terugkomend op de casus Twee aspecten van de hierboven beschreven casus zijn uniek en verschillen van vergelijkbare gerapporteerde gevallen in de literatuur. Ten eerste zijn er bij deze casus geen Figuur 3. Behandeling van het Brugada syndroom. SCD = plotse hartdood. Na = natrium. EPS = elektrofysiologisch onderzoek. VT/VF = ventrikeltachycardie/ventrikelfibrilleren. ICD = implanteerbare cardioverter defibrillator.4 nummer 5 | november 2014 | Sport & Geneeskunde 19 Pagina 18
Pagina 20Voor magazines, online archief en weekbladen zie het Online Touch CMS beheersysteem systeem. Met de mogelijkheid voor een webshop in uw sportbladen.
Sport & Geneeskunde nummer 5 | november 2014 Lees publicatie 42Home